Overzicht
Duits naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. ausdocken:


Duits

Uitgebreide vertaling voor ausdocken (Duits) in het Nederlands

ausdocken:

ausdocken werkwoord

  1. ausdocken
    loskoppelen
    • loskoppelen werkwoord (koppel los, koppelt los, koppelde los, koppelden los, losgekoppeld)

Vertaal Matrix voor ausdocken:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
loskoppelen Abkoppeln
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
loskoppelen ausdocken abkoppeln; aus einander spleißen; loskoppeln; scheiden; spleißen; splissen; trennen