Home ->Woordenboeken ->Duits/Nederlands ->Vertaal ausarten

Vertaal ausarten van Duits naar Nederlands

Overzicht
Duits naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. ausarten:
  2. Wiktionary:

Duits

Uitgebreide vertaling voor ausarten (Duits) in het Nederlands

ausarten:

ausarten werkwoord (arte aus, artest aus, artet aus, artete aus, artetet aus, ausgeartet)

  1. ausarten (auf etwas hinauslaufen)
    uitdraaien op iets; uitpakken; uitlopen
    • uitdraaien op iets werkwoord
    • uitpakken werkwoord (pak uit, pakt uit, pakte uit, pakten uit, uitgepakt)
    • uitlopen werkwoord (loop uit, loopt uit, liep uit, liepen uit, uitgelopen)
  2. ausarten (entarten; abarten)
    uitlopen op; ontaarden
  3. ausarten (degenerieren; verderben; abarten; abnehmen; entarten)
    degenereren; achteruitgaan; verworden; verderven
    • degenereren werkwoord (degenereer, degenereert, degenereerde, degenereerden, gedegenereerd)
    • achteruitgaan werkwoord (ga achteruit, gaat achteruit, ging achteruit, gingen achteruit, achteruitgegaan)
    • verworden werkwoord (verword, verwordt, verwerd, verwerden, verworden)
    • verderven werkwoord (verderf, verderft, verdierf, verdierven, verdorven)
  4. ausarten (entarten; abarten; zurückgehen; )
    degenereren; achteruitgaan; ontaarden; verworden; verderven
    • degenereren werkwoord (degenereer, degenereert, degenereerde, degenereerden, gedegenereerd)
    • achteruitgaan werkwoord (ga achteruit, gaat achteruit, ging achteruit, gingen achteruit, achteruitgegaan)
    • ontaarden werkwoord (ontaard, ontaardt, ontaardde, ontaardden, ontaard)
    • verworden werkwoord (verword, verwordt, verwerd, verwerden, verworden)
    • verderven werkwoord (verderf, verderft, verdierf, verdierven, verdorven)

Conjugations for ausarten:

Präsens
  1. arte aus
  2. artest aus
  3. artet aus
  4. arten aus
  5. artet aus
  6. arten aus
Imperfekt
  1. artete aus
  2. artetest aus
  3. artete aus
  4. arteten aus
  5. artetet aus
  6. arteten aus
Perfekt
  1. habe ausgeartet
  2. hast ausgeartet
  3. hat ausgeartet
  4. haben ausgeartet
  5. habt ausgeartet
  6. haben ausgeartet
1. Konjunktiv [1]
  1. arte aus
  2. artest aus
  3. arte aus
  4. arten aus
  5. artet aus
  6. arten aus
2. Konjunktiv
  1. artete aus
  2. artetest aus
  3. artete aus
  4. arteten aus
  5. artetet aus
  6. arteten aus
Futur 1
  1. werde ausarten
  2. wirst ausarten
  3. wird ausarten
  4. werden ausarten
  5. werdet ausarten
  6. werden ausarten
1. Konjunktiv [2]
  1. würde ausarten
  2. würdest ausarten
  3. würde ausarten
  4. würden ausarten
  5. würdet ausarten
  6. würden ausarten
Diverses
  1. art aus!
  2. artet aus!
  3. arten Sie aus!
  5. ausgeartet
  6. ausartend
1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie

ausarten bijvoeglijk naamwoord

  1. ausarten
    verbasterd

Vertaal Matrix voor ausarten:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
achteruitgaan Abfallen; Abnehmen; Schwächer werden; Vermindern
ontaarden Abartigen; Degenerierten
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
achteruitgaan abarten; abnehmen; aus der Art schlagen; ausarten; degenerieren; entarten; heruntermachen; verderben; verleiden; zurückgehen; zurücklaufen abbauen; abschwächen; fallen; fortnehmen; herabmindern; herabsetzen; kürzen; mindern; nachlassen; reduzieren; schmälern; schrumpfen; schwinden; schwächen; setzen; sinken; sparen; vergehen; verknappen; vermindern; verringern; versiegen; wegnehmen; zerfallen; zurückfahren; zurückgehen; zurücklaufen; zurückprallen; zurückscheuen; zurückschrecken; zurückzaudern; zurückzucken; zusammengehen
degenereren abarten; abnehmen; aus der Art schlagen; ausarten; degenerieren; entarten; heruntermachen; verderben; verleiden; zurückgehen; zurücklaufen
ontaarden abarten; aus der Art schlagen; ausarten; entarten; heruntermachen; verleiden; zurückgehen; zurücklaufen
uitdraaien op iets auf etwas hinauslaufen; ausarten
uitlopen auf etwas hinauslaufen; ausarten entspringen; entstehen; hervorgehen
uitlopen op abarten; ausarten; entarten
uitpakken auf etwas hinauslaufen; ausarten entzippen
verderven abarten; abnehmen; aus der Art schlagen; ausarten; degenerieren; entarten; heruntermachen; verderben; verleiden; zurückgehen; zurücklaufen entarten; entstellen; korrumpieren
verworden abarten; abnehmen; aus der Art schlagen; ausarten; degenerieren; entarten; heruntermachen; verderben; verleiden; zurückgehen; zurücklaufen
Not SpecifiedVerwante vertalingenAndere vertalingen
uitpakken extrahieren
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
verbasterd ausarten

Synoniemen voor "ausarten":


Wiktionary: ausarten

ausarten
verb
  1. overgaan in iets verkeerds

Computer vertaling door derden:






Uw gratis, snelle en simpele vertaal woordenboek

Copyright © 2000-2024 Interglot ®

Pagina gepresenteerd in 0.0562 seconde
Page rendered in 1.0 seconds