Overzicht
Duits naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. aufstauen:
  2. Wiktionary:


Duits

Uitgebreide vertaling voor aufstauen (Duits) in het Nederlands

aufstauen:

aufstauen werkwoord

  1. aufstauen (stauen)
    voortstuwen; stuwen; opstuwen
    • voortstuwen werkwoord (stuw voort, stuwt voort, stuwde voort, stuwden voort, voortgestuwd)
    • stuwen werkwoord (stuw, stuwt, stuwde, stuwden, gestuwd)
    • opstuwen werkwoord (stuw op, stuwt op, stuwde op, stuwden op, opgestuwd)

Vertaal Matrix voor aufstauen:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
voortstuwen Anfeuern; Anspornen; Antreiben
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
opstuwen aufstauen; stauen
stuwen aufstauen; stauen antreiben; drängen; forttreiben; vor sich hertreiben; vorwärtstreiben
voortstuwen aufstauen; stauen antreiben; drängen; forttreiben; vor sich hertreiben; vorwärtstreiben

Wiktionary: aufstauen


Cross Translation:
FromToVia
aufstauen opstapelen; vermeerderen; accumuleren accumulate — to pile up
aufstauen accumuleren; ophopen; opeenhopen accumuler — Accumuler