Overzicht
Duits naar Nederlands: Meer gegevens...
- auf einmal:
-
Wiktionary:
- auf einmal → tegelijkertijd, ineens, tegelijk
Duits
Uitgebreide vertaling voor auf einmal (Duits) in het Nederlands
auf einmal:
-
auf einmal (plötzlich; unerwartet; unvermittelt; unversehens; schlagartig)
plotseling; opeens; ineens; onverwacht; abrupt; plotsklaps; plots; onverhoeds; onverwachts; eensklaps-
plotseling bijvoeglijk naamwoord
-
opeens bijwoord
-
ineens bijwoord
-
onverwacht bijvoeglijk naamwoord
-
abrupt bijvoeglijk naamwoord
-
plotsklaps bijwoord
-
plots bijvoeglijk naamwoord
-
onverhoeds bijvoeglijk naamwoord
-
onverwachts bijvoeglijk naamwoord
-
eensklaps bijwoord
-
-
auf einmal (plötzlich; abrupt; mit einem Male)
plotseling; abrupt; opeens; plots; bruusk; schielijk; eensklaps; plotsklaps-
plotseling bijvoeglijk naamwoord
-
abrupt bijvoeglijk naamwoord
-
opeens bijwoord
-
plots bijvoeglijk naamwoord
-
bruusk bijvoeglijk naamwoord
-
schielijk bijvoeglijk naamwoord
-
eensklaps bijwoord
-
plotsklaps bijwoord
-
-
auf einmal (unerwartet; unvorhergesehen; unversehens; plötzlich; unvermutet; unverhofft; jählings)
onverwacht; onverwachts; onvoorzien; onverhoeds-
onverwacht bijvoeglijk naamwoord
-
onverwachts bijvoeglijk naamwoord
-
onvoorzien bijvoeglijk naamwoord
-
onverhoeds bijvoeglijk naamwoord
-
-
auf einmal
-
auf einmal (plötzlich; unerwartet; unversehens; unverhofft; unvorhergesehen; unvermutet; jählings)
Vertaal Matrix voor auf einmal:
Synoniemen voor "auf einmal":
Wiktionary: auf einmal
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• auf einmal | → tegelijkertijd; ineens; tegelijk | ↔ at once — at the same time |