Overzicht
Duits naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. anwesend:
  2. Wiktionary:


Duits

Uitgebreide vertaling voor anwesend (Duits) in het Nederlands

anwesend:

anwesend bijvoeglijk naamwoord

  1. anwesend (zugegen)
    aanwezig; present!; tegenwoordig

Vertaal Matrix voor anwesend:

Bijvoeglijk NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
aanwezig anwesend; zugegen auf Lager; vorrätig
tegenwoordig anwesend; zugegen aktuell; auf der Stelle; augenblicklich; derzeitig; gegenwärtig; heutig; im Augenblick; im Moment; in diesem Moment; jetzt; momentan; zur Zeit
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
present! anwesend; zugegen

Synoniemen voor "anwesend":


Wiktionary: anwesend

anwesend
adjective
  1. tegenwoordig zijn, er zijn (van mensen)
  2. aanwezig

Cross Translation:
FromToVia
anwesend aanwezig present — in the immediate vicinity
anwesend aanwezig; present; tegenwoordig présent — Là où l’on est

Verwante vertalingen van anwesend