Overzicht
Duits naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. ansässig:


Duits

Uitgebreide vertaling voor ansässig (Duits) in het Nederlands

ansässig:

ansässig bijvoeglijk naamwoord

  1. ansässig
    gevestigd; gesetteld
  2. ansässig (situiert)
    gevestigd; gezeten
  3. ansässig (wohnhaft)
    woonachtig; gevestigd; zetelend
  4. ansässig (wohnhaft)
    gedomicilieerd

Vertaal Matrix voor ansässig:

Bijvoeglijk NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
gedomicilieerd ansässig; wohnhaft
gesetteld ansässig
gevestigd ansässig; situiert; wohnhaft
gezeten ansässig; situiert sitzend
woonachtig ansässig; wohnhaft
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
zetelend ansässig; wohnhaft

Synoniemen voor "ansässig":