Overzicht
Duits naar Nederlands: Meer gegevens...
- alarmieren:
-
Wiktionary:
- alarmieren → alarmeren
- alarmieren → beangstigen, alarmeren, alarm slaan
Duits
Uitgebreide vertaling voor alarmieren (Duits) in het Nederlands
alarmieren:
-
alarmieren
Conjugations for alarmieren:
Präsens
- alarmiere
- alarmierst
- alarmiert
- alarmieren
- alarmiert
- alarmieren
Imperfekt
- alarmierte
- alarmiertest
- alarmierte
- alarmierten
- alarmiertet
- alarmierten
Perfekt
- habe alarmiert
- hast alarmiert
- hat alarmiert
- haben alarmiert
- habt alarmiert
- haben alarmiert
1. Konjunktiv [1]
- alarmiere
- alarmierest
- alarmiere
- alarmieren
- alarmieret
- alarmieren
2. Konjunktiv
- alarmierte
- alarmiertest
- alarmierte
- alarmierten
- alarmiertet
- alarmierten
Futur 1
- werde alarmieren
- wirst alarmieren
- wird alarmieren
- werden alarmieren
- werdet alarmieren
- werden alarmieren
1. Konjunktiv [2]
- würde alarmieren
- würdest alarmieren
- würde alarmieren
- würden alarmieren
- würdet alarmieren
- würden alarmieren
Diverses
- alarmier!
- alarmiert!
- alarmieren Sie!
- alarmiert
- alarmierend
1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie
Vertaal Matrix voor alarmieren:
| Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
| alarmeren | alarmieren |
Synoniemen voor "alarmieren":
Wiktionary: alarmieren
alarmieren
Cross Translation:
verb
-
door alarm oproepen of bijeenroepen
Cross Translation:
| From | To | Via |
|---|---|---|
| • alarmieren | → beangstigen; alarmeren | ↔ alarm — to surprise with apprehension of danger |
| • alarmieren | → alarm slaan; alarmeren | ↔ alarmer — (term, rare, sens étymologique) Faire prendre les armes à une garnison. |