Overzicht
Duits naar Nederlands: Meer gegevens...
- akzeptabel:
-
Wiktionary:
- akzeptabel → aanvaardbaar
- akzeptabel → aannemelijk, acceptabel, aanvaardbaar, okee, in orde, patabel, goed, geldig, schikkelijk, benoembaar
Duits
Uitgebreide vertaling voor akzeptabel (Duits) in het Nederlands
akzeptabel:
-
akzeptabel (plausibel; glaubwürdig; überzeugend; glaubhaft)
waarschijnlijk; plausibel; geloofwaardig; aannemelijk; acceptabel-
waarschijnlijk bijvoeglijk naamwoord
-
plausibel bijvoeglijk naamwoord
-
geloofwaardig bijvoeglijk naamwoord
-
aannemelijk bijvoeglijk naamwoord
-
acceptabel bijvoeglijk naamwoord
-
-
akzeptabel (tragbar)
aanvaardbaar-
aanvaardbaar bijvoeglijk naamwoord
-
Vertaal Matrix voor akzeptabel:
Bijvoeglijk Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
aannemelijk | akzeptabel; glaubhaft; glaubwürdig; plausibel; überzeugend | begründet; berechtigt; geltend; gesetzlich; gültig; plausibel; rechtsgültig; rechtsgültig sein; rechtskräftig; stichhaltig |
aanvaardbaar | akzeptabel; tragbar | |
acceptabel | akzeptabel; glaubhaft; glaubwürdig; plausibel; überzeugend | |
geloofwaardig | akzeptabel; glaubhaft; glaubwürdig; plausibel; überzeugend | |
plausibel | akzeptabel; glaubhaft; glaubwürdig; plausibel; überzeugend | |
waarschijnlijk | akzeptabel; glaubhaft; glaubwürdig; plausibel; überzeugend | mutmaßlich; vermutlich; voraussichtlich |
Synoniemen voor "akzeptabel":
Wiktionary: akzeptabel
akzeptabel
Cross Translation:
adjective
akzeptabel
-
in einer Weise, dass man es akzeptieren kann
- akzeptabel → aanvaardbaar
adjective
-
te aanvaarden
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• akzeptabel | → aannemelijk; acceptabel | ↔ admissible — capable or deserving to be admitted, accepted or allowed; allowable, permissible, acceptable |
• akzeptabel | → aanvaardbaar; okee; in orde; acceptabel; patabel | ↔ cool — colloquial: all right, acceptable |
• akzeptabel | → goed | ↔ fine — being acceptable, adequate, passable, or satisfactory |
• akzeptabel | → aannemelijk; aanvaardbaar; acceptabel; geldig; schikkelijk; benoembaar | ↔ admissible — Qui pouvoir être admettre. |