Home ->Woordenboeken ->Duits/Nederlands ->Vertaal abziehen

Vertaal abziehen van Duits naar Nederlands

Overzicht
Duits naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. abziehen:
  2. Wiktionary:

Duits

Uitgebreide vertaling voor abziehen (Duits) in het Nederlands

abziehen:

abziehen werkwoord (ziehe ab, ziehst ab, zieht ab, zog ab, zogt ab, abgezogen)

  1. abziehen (deduzieren)
    aftrekken; getallen van elkaar aftrekken
  2. abziehen (in Minderung bringen; abhalten)
    in mindering brengen; verrekenen; aftrekken; inhouden; afhouden
    • verrekenen werkwoord (verreken, verrekent, verrekende, verrekenden, verrekend)
    • aftrekken werkwoord (trek af, trekt af, trok af, trokken af, afgetrokken)
    • inhouden werkwoord (houd in, houdt in, hield in, hielden in, ingehouden)
    • afhouden werkwoord (houd af, houdt af, hield af, hielden af, afgehouden)
  3. abziehen (vom Körper abziehen)
    aftrekken; van het lijf trekken
  4. abziehen (aufräumen; ausräumen; abräumen; )
    opruimen; afdekken; afruimen
    • opruimen werkwoord (ruim op, ruimt op, ruimde op, ruimden op, opgeruimd)
    • afdekken werkwoord (dek af, dekt af, dekte af, dekten af, afgedekt)
    • afruimen werkwoord (ruim af, ruimt af, ruimde af, ruimden af, afgeruimd)

Conjugations for abziehen:

Präsens
  1. ziehe ab
  2. ziehst ab
  3. zieht ab
  4. ziehen ab
  5. zieht ab
  6. ziehen ab
Imperfekt
  1. zog ab
  2. zogst ab
  3. zog ab
  4. zogen ab
  5. zogt ab
  6. zogen ab
Perfekt
  1. habe abgezogen
  2. hast abgezogen
  3. hat abgezogen
  4. haben abgezogen
  5. habt abgezogen
  6. haben abgezogen
1. Konjunktiv [1]
  1. ziehe ab
  2. ziehest ab
  3. ziehe ab
  4. ziehen ab
  5. ziehet ab
  6. ziehen ab
2. Konjunktiv
  1. zöge ab
  2. zögest ab
  3. zöge ab
  4. zögen ab
  5. zöget ab
  6. zögen ab
Futur 1
  1. werde abziehen
  2. wirst abziehen
  3. wird abziehen
  4. werden abziehen
  5. werdet abziehen
  6. werden abziehen
1. Konjunktiv [2]
  1. würde abziehen
  2. würdest abziehen
  3. würde abziehen
  4. würden abziehen
  5. würdet abziehen
  6. würden abziehen
Diverses
  1. zieh ab!
  2. zieht ab!
  3. ziehen Sie ab!
  5. abgezogen
  6. abziehend
1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie

Vertaal Matrix voor abziehen:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
afdekken Abblenden; Abdecken; Abschirmen; Beschützen
afhouden Abhalten; Hindern
aftrekken Abziehen; Destillieren
inhouden Beinhalten
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
afdekken abblenden; abdecken; abmontieren; abnehmen; abräumen; abschirmen; abziehen; anstellen; aufhellen; aufklären; aufräumen; ausräumen; ausverkaufen; beheben; benehmen; beseitigen; blenden; decken; egalisieren; einräumen; enteignen; entheben; entnehmen; erleichtern; erlöschen; fallen; klarwerden; schaukeln; schwinden; sinken; verfallen; wegräumen abblenden; abdecken; abgrenzen; abschirmen; absperren; abzäunen; begrenzen; umzäunen
afhouden abhalten; abziehen; in Minderung bringen abhalten; abwehren; abwenden; aufhalten; hindern; sich wehren; wehren; zurückhalten
afruimen abblenden; abdecken; abmontieren; abnehmen; abräumen; abschirmen; abziehen; anstellen; aufhellen; aufklären; aufräumen; ausräumen; ausverkaufen; beheben; benehmen; beseitigen; blenden; decken; egalisieren; einräumen; enteignen; entheben; entnehmen; erleichtern; erlöschen; fallen; klarwerden; schaukeln; schwinden; sinken; verfallen; wegräumen abräumen
aftrekken abhalten; abziehen; deduzieren; in Minderung bringen; vom Körper abziehen masturbieren
getallen van elkaar aftrekken abziehen; deduzieren
in mindering brengen abhalten; abziehen; in Minderung bringen
inhouden abhalten; abziehen; in Minderung bringen Ruhig bleiben; bedeuten; behalten; beherrschen; beinhalten; enthalten; implizieren; lauten; stehenbleiben
opruimen abblenden; abdecken; abmontieren; abnehmen; abräumen; abschirmen; abziehen; anstellen; aufhellen; aufklären; aufräumen; ausräumen; ausverkaufen; beheben; benehmen; beseitigen; blenden; decken; egalisieren; einräumen; enteignen; entheben; entnehmen; erleichtern; erlöschen; fallen; klarwerden; schaukeln; schwinden; sinken; verfallen; wegräumen abdecken; abräumen; aufbewahren; aufheben; aufräumen; ausmisten; ausräumen; ausverkaufen; bergen; bewahren; lagern; speichern; weglegen; wegräumen
van het lijf trekken abziehen; vom Körper abziehen
verrekenen abhalten; abziehen; in Minderung bringen abrechnen; abtragen; abzahlen; aufheben; auflösen; ausgleichen; begleichen; einen Rechenfehler machen; falsch rechnen; freikaufen; liquidieren; schließen; verrechnen
Not SpecifiedVerwante vertalingenAndere vertalingen
opruimen Aufräumen

Synoniemen voor "abziehen":


Wiktionary: abziehen

abziehen
verb
  1. rekenkundige bewerking waarbij een getal met een getal verminderd wordt
Cross Translation:
FromToVia
• abziehen → aftrekken; in mindering brengen ↔ subtract — to remove or reduce
• abziehen → terugtrekken ↔ withdraw — retreat
• abziehen → aftrekken; afnemen; afpakken; weghalen; wegnemen; afsnijden; afsteken; afhalen; rissen; ritsen; aftellen; inhouden; korten ↔ retrancher — Traductions à vérifier et à trier
• abziehen → stencilen ↔ ronéotyper — reproduire à la ronéo sur du papier un texte ou un dessin fait au stencil.
• abziehen → aftrekken ↔ soustraire — retirer, dérober.

Computer vertaling door derden:

Verwante vertalingen van abziehen







Uw gratis, snelle en simpele vertaal woordenboek

Copyright © 2000-2024 Interglot ®

Pagina gepresenteerd in 0.0675 seconde
Page rendered in 1.0 seconds