Duits
Uitgebreide vertaling voor abwesend sein (Duits) in het Nederlands
abwesend sein:
-
abwesend sein (fehlen; versäumen)
ontbreken; mankeren; verzuimen; afwezig zijn-
afwezig zijn werkwoord (ben afwezig, bent afwezig, is afwezig, was afwezig, waren afwezig, afwezig geweest)
Vertaal Matrix voor abwesend sein:
Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
afwezig zijn | abwesend sein; fehlen; versäumen | |
mankeren | abwesend sein; fehlen; versäumen | |
ontbreken | abwesend sein; fehlen; versäumen | |
verzuimen | abwesend sein; fehlen; versäumen | abschwören; unterlassen; verleugnen; vernachlässigen; versäumen |
Synoniemen voor "abwesend sein":
Computer vertaling door derden: