Home ->Woordenboeken ->Duits/Nederlands ->Vertaal abschlagen

Vertaal abschlagen van Duits naar Nederlands

Overzicht
Duits naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. abschlagen:
  2. Wiktionary:

Duits

Uitgebreide vertaling voor abschlagen (Duits) in het Nederlands

abschlagen:

abschlagen werkwoord (schlage ab, schlagst ab, schlagt ab, schlagte ab, schlagtet ab, abgeschlagen)

  1. abschlagen (sich enthalten; enthalten)
    abstineren; onthouden; afwijzen; afwimpelen; bedanken; afslaan
    • abstineren werkwoord (abstineer, abstineert, abstineerde, abstineerden, geabstineerd)
    • onthouden werkwoord (onthoud, onthoudt, onthield, onthielden, onthouden)
    • afwijzen werkwoord (wijs af, wijst af, wees af, wezen af, afgewezen)
    • afwimpelen werkwoord (wimpel af, wimpelt af, wimpelde af, wimpelden af, afgewimpeld)
    • bedanken werkwoord (bedank, bedankt, bedankte, bedankten, bedankt)
    • afslaan werkwoord (sla af, slaat af, sloeg af, sloegen af, afgeslagen)
  2. abschlagen (verwerfen; ablehnen; abweisen; zurückweisen; ausschlagen)
    afwijzen; verwerpen; afkeuren; afstemmen
    • afwijzen werkwoord (wijs af, wijst af, wees af, wezen af, afgewezen)
    • verwerpen werkwoord (verwerp, verwerpt, verwierp, verwierpen, verworpen)
    • afkeuren werkwoord (keur af, keurt af, keurde af, keurden af, afgekeurd)
    • afstemmen werkwoord (stem af, stemt af, stemde af, stemden af, afgestemd)
  3. abschlagen (abklopfen)
    afkloppen
    • afkloppen werkwoord (klop af, klopt af, klopte af, klopten af, afgeklopt)
  4. abschlagen (ablehnen; zurückweisen; absagen; abbestellen; ausschlagen)
    bedanken; danken
    • bedanken werkwoord (bedank, bedankt, bedankte, bedankten, bedankt)
    • danken werkwoord (dank, dankt, dankte, dankten, gedankt)
  5. abschlagen (abweisen; verweigern; ablehnen; zurückweisen)
    verwerpen; afwijzen; verweren; afstemmen; terugwijzen; afketsen; wegstemmen
    • verwerpen werkwoord (verwerp, verwerpt, verwierp, verwierpen, verworpen)
    • afwijzen werkwoord (wijs af, wijst af, wees af, wezen af, afgewezen)
    • verweren werkwoord (verweer, verweert, verweerde, verweerden, verweerd)
    • afstemmen werkwoord (stem af, stemt af, stemde af, stemden af, afgestemd)
    • terugwijzen werkwoord (wijs terug, wijst terug, wees terug, wezen terug, teruggewezen)
    • afketsen werkwoord (kets af, ketst af, ketste af, ketsten af, afgeketst)
    • wegstemmen werkwoord (stem weg, stemt weg, stemde weg, stemden weg, weggestemd)
  6. abschlagen (abhacken)
    wegbikken; afbikken
    • wegbikken werkwoord (bik weg, bikt weg, bikte weg, bikten weg, weggebikt)
    • afbikken werkwoord (bik af, bikt af, bikte af, bikten af, afgebikt)
  7. abschlagen (ausschlagen; abweisen; ablehnen; )
    ricocheren; afketsen
    • ricocheren werkwoord
    • afketsen werkwoord (kets af, ketst af, ketste af, ketsten af, afgeketst)

Conjugations for abschlagen:

Präsens
  1. schlage ab
  2. schlagst ab
  3. schlagt ab
  4. schlagen ab
  5. schlagt ab
  6. schlagen ab
Imperfekt
  1. schlagte ab
  2. schlagtest ab
  3. schlagte ab
  4. schlagten ab
  5. schlagtet ab
  6. schlagten ab
Perfekt
  1. habe abgeschlagen
  2. hast abgeschlagen
  3. hat abgeschlagen
  4. haben abgeschlagen
  5. habt abgeschlagen
  6. haben abgeschlagen
1. Konjunktiv [1]
  1. schlage ab
  2. schlagest ab
  3. schlage ab
  4. schlagen ab
  5. schlaget ab
  6. schlagen ab
2. Konjunktiv
  1. schlagte ab
  2. schlagtest ab
  3. schlagte ab
  4. schlagten ab
  5. schlagtet ab
  6. schlagten ab
Futur 1
  1. werde abschlagen
  2. wirst abschlagen
  3. wird abschlagen
  4. werden abschlagen
  5. werdet abschlagen
  6. werden abschlagen
1. Konjunktiv [2]
  1. würde abschlagen
  2. würdest abschlagen
  3. würde abschlagen
  4. würden abschlagen
  5. würdet abschlagen
  6. würden abschlagen
Diverses
  1. schlag ab!
  2. schlagt ab!
  3. schlagen Sie ab!
  5. abgeschlagen
  6. abschlagend
1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie

Vertaal Matrix voor abschlagen:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
afbikken Abmetzeln; Herabschlagen; Wegschlagen
afketsen Abprallen; Abrutschen; Einsinken
afkeuren Ablehnen
afslaan Abschlagen; Abweisen; Zurückweisen
afstemmen Abstimmen; Abstimmung; Einstellen; Feineinstellung
afwijzen Abschlagen; Abweisen; Zurückweisen
afwimpelen Ablehnung; Abwimmeln
danken Achtung; Anerkenntnis; Anerkennung; Bewertung; Dank; Dankbarkeit; Dankbrief; Danken; Erkenntlichkeit; Erkenntnis; Erkennung; Würdigung
onthouden Enthaltsamkeit; Enthaltung; Verzicht
ricocheren Abprallen; Abrutschen; Einsinken
terugwijzen Ablehnen; Abschlagen; Abweisen
verweren Abnutzung; Abwehren; Erosion; Verteidigen; Wehren
wegbikken Abmetzeln; Herabschlagen; Wegschlagen
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
abstineren abschlagen; enthalten; sich enthalten enthalten; fasten
afbikken abhacken; abschlagen
afketsen ablehnen; abprallen; abschlagen; abweisen; ausschlagen; verweigern; zurückweisen
afkeuren ablehnen; abschlagen; abweisen; ausschlagen; verwerfen; zurückweisen ablehnen; aburteilen; beanstanden; für unzweckmäßig erklären; mißbilligen; rügen; tadeln; verurteilen
afkloppen abklopfen; abschlagen
afslaan abschlagen; enthalten; sich enthalten
afstemmen ablehnen; abschlagen; abweisen; ausschlagen; verweigern; verwerfen; zurückweisen ablehnen; abstimmen; einbauen; einführen; eingeben; einsetzen; einspeisen; einstellen; eintippen; führen; gleichrichten; gleichschalten; hineinstecken; importieren; inaugurieren; initiieren; installieren; starten
afwijzen ablehnen; abschlagen; abweisen; ausschlagen; enthalten; sich enthalten; verweigern; verwerfen; zurückweisen ablehnen; abstoßen; abweisen; zurückweisen
afwimpelen abschlagen; enthalten; sich enthalten abschieben; abweisen
bedanken abbestellen; ablehnen; absagen; abschlagen; ausschlagen; enthalten; sich enthalten; zurückweisen danken; sichbedanken; verdanken
danken abbestellen; ablehnen; absagen; abschlagen; ausschlagen; zurückweisen danken; sichbedanken; verdanken; zu verdanken haben
onthouden abschlagen; enthalten; sich enthalten absorbieren; bedenken; einfallen; enthalten; erinnern; ermahnen; erwähnen; gedenken; jemanden an etwas erinnern; mahnen; nicht vergessen
ricocheren ablehnen; abprallen; abschlagen; abweisen; ausschlagen; verweigern; zurückweisen
terugwijzen ablehnen; abschlagen; abweisen; verweigern; zurückweisen
verweren ablehnen; abschlagen; abweisen; verweigern; zurückweisen verteidigen
verwerpen ablehnen; abschlagen; abweisen; ausschlagen; verweigern; verwerfen; zurückweisen
wegbikken abhacken; abschlagen
wegstemmen ablehnen; abschlagen; abweisen; verweigern; zurückweisen
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
verwerpen abweisend

Synoniemen voor "abschlagen":


Wiktionary: abschlagen

Cross Translation:
FromToVia
• abschlagen → afslaan; afwijzen; verwerpen; weigeren; wraken; nee zeggen tegen; afkeuren; terugwijzen; vertikken ↔ refuser — rejeter une demande, ne pas accorder ce qui demander ; ne pas vouloir faire ce qui est exiger, prescrire, ordonné.
• abschlagen → braken; kotsen; overgeven; spugen; afkeuren; afwijzen; terugwijzen; vertikken; weigeren; retourneren; terugbezorgen; terugsturen; heruitzenden; terugdringen; verdringen; weren; ontzenuwen; weerleggen; afslaan; verwerpen; wraken; nee zeggen tegen; vergooien; weggooien; wegwerpen ↔ rejeter — Traductions à trier suivant le sens

Computer vertaling door derden:






Uw gratis, snelle en simpele vertaal woordenboek

Copyright © 2000-2024 Interglot ®

Pagina gepresenteerd in 0.0812 seconde
Page rendered in 1.0 seconds