Overzicht
Duits naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. abbestellen:
  2. Wiktionary:


Duits

Uitgebreide vertaling voor abbestellen (Duits) in het Nederlands

abbestellen:

abbestellen werkwoord

  1. abbestellen (annulieren; stornieren; absagen; )
    annuleren; afzeggen; nietig verklaren; afbestellen; intrekken; afgelasten
    • annuleren werkwoord (annuleer, annuleert, annuleerde, annuleerden, geannuleerd)
    • afzeggen werkwoord (zeg af, zegt af, zei af, zeiden af, afgezegd)
    • nietig verklaren werkwoord (verklaar nietig, verklaart nietig, verklaarde nietig, verklaarden nietig, nietig verklaard)
    • afbestellen werkwoord (bestel af, bestelt af, bestelde af, bestelden af, afbesteld)
    • intrekken werkwoord (trek in, trekt in, trok in, trokken in, ingetrokken)
    • afgelasten werkwoord (gelast af, gelastte af, gelastten af, afgelast)
  2. abbestellen (ablehnen; zurückweisen; absagen; ausschlagen; abschlagen)
    bedanken; danken
    • bedanken werkwoord (bedank, bedankt, bedankte, bedankten, bedankt)
    • danken werkwoord (dank, dankt, dankte, dankten, gedankt)
  3. abbestellen (annulieren; lösen; absagen; rückgängig machen)
    te niet doen
    • te niet doen werkwoord (doe te niet, doet te niet, deed te niet, deden te niet, te niet gedaan)

Vertaal Matrix voor abbestellen:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
afbestellen Abbestellen; Abbrechen
afzeggen Abbestellen; Absagen
annuleren Abbestellen; Abbrechen; Annulieren; Annullierung; Aufheben; Aufhebung; Nichtigkeitserklärung; Stornierung; Ungültigkeitserklärung; Zurücknahme
danken Achtung; Anerkenntnis; Anerkennung; Bewertung; Dank; Dankbarkeit; Dankbrief; Danken; Erkenntlichkeit; Erkenntnis; Erkennung; Würdigung
intrekken Aufheben; Widerrufen
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
afbestellen abbestellen; absagen; annulieren; aufheben; einstellen; rückgängig machen; stornieren; streichen
afgelasten abbestellen; absagen; annulieren; aufheben; einstellen; rückgängig machen; stornieren; streichen abblasen; absagen; anbsetzen
afzeggen abbestellen; absagen; annulieren; aufheben; einstellen; rückgängig machen; stornieren; streichen abblasen; abfallen; abhängen; abkoppeln; absagen; abtrennen; anbsetzen; ausfallen; ausscheiden; entkoppeln; loshaken; loskoppeln
annuleren abbestellen; absagen; annulieren; aufheben; einstellen; rückgängig machen; stornieren; streichen abbrechen
bedanken abbestellen; ablehnen; absagen; abschlagen; ausschlagen; zurückweisen abschlagen; danken; enthalten; sich enthalten; sichbedanken; verdanken
danken abbestellen; ablehnen; absagen; abschlagen; ausschlagen; zurückweisen danken; sichbedanken; verdanken; zu verdanken haben
intrekken abbestellen; absagen; annulieren; aufheben; einstellen; rückgängig machen; stornieren; streichen sich zurückziehen; widerrufen; zurücknehmen; zurückrufen; zurückziehen
nietig verklaren abbestellen; absagen; annulieren; aufheben; einstellen; rückgängig machen; stornieren; streichen
te niet doen abbestellen; absagen; annulieren; lösen; rückgängig machen

Synoniemen voor "abbestellen":


Wiktionary: abbestellen

abbestellen
verb
  1. een besteld iets afzeggen
  2. een lidmaatschap of abonnement opzeggen

Cross Translation:
FromToVia
abbestellen afmelden unsubscribe — to cancel a subscription