Overzicht
Duits naar Nederlands: Meer gegevens...
- abbauen:
-
Wiktionary:
- abbauen → ontginnen, exploiteren, uitbuiten, uitmelken
Duits
Uitgebreide vertaling voor abbauen (Duits) in het Nederlands
abbauen:
-
abbauen (vermindern; sinken; wegnehmen; verringern; schrumpfen; herabsetzen; fallen; reduzieren; nachlassen; abschwächen; setzen; sparen; kürzen; schwächen; schwinden; mindern; schmälern; zurückgehen; versiegen; verknappen; zusammengehen; fortnehmen; herabmindern)
declineren; afnemen; achteruitgaan; minder worden-
achteruitgaan werkwoord (ga achteruit, gaat achteruit, ging achteruit, gingen achteruit, achteruitgegaan)
-
abbauen (inBetriebsetzen; ausbeuten; ausnutzen; benutzen; schaffen)
Vertaal Matrix voor abbauen:
Synoniemen voor "abbauen":
Computer vertaling door derden: