Uitgebreide vertaling voor abbüßen (Duits) in het Nederlands
abbüßen:
-
goedmaken;
bijspijkeren;
inhalen
-
goedmaken
werkwoord
(maak goed, maakt goed, maakte goed, maakten goed, goedgemaakt)
-
bijspijkeren
werkwoord
(spijker bij, spijkert bij, spijkerde bij, spijkerden bij, bijgespijkerd)
-
inhalen
werkwoord
(haal in, haalt in, haalde in, haalden in, ingehaald)
-
compenseren;
vergoeden;
goedmaken
-
compenseren
werkwoord
(compenseer, compenseert, compenseerde, compenseerden, gecompenseerd)
-
vergoeden
werkwoord
(vergoed, vergoedt, vergoedde, vergoedden, vergoed)
-
goedmaken
werkwoord
(maak goed, maakt goed, maakte goed, maakten goed, goedgemaakt)
Vertaal Matrix voor abbüßen:
Computer vertaling door derden: