Home ->Woordenboeken ->Duits/Nederlands ->Vertaal Zucht

Vertaal Zucht van Duits naar Nederlands

Overzicht
Duits naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. Zucht:
  2. Wiktionary:

Duits

Uitgebreide vertaling voor Zucht (Duits) in het Nederlands

Zucht:

Zucht [die ~] zelfstandig naamwoord

  1. die Zucht (Anbau)
    de cultuur; de kweek
    • cultuur [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
    • kweek [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
  2. die Zucht (Anbau)
    de reproductie; de voortplanting; de cultuur; het kweken; voortbrenging; de fokkerij; de fok; de teelt; de verbouw; de aanplant; aankweken; de aankweek; aanfok
    • reproductie [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
    • voortplanting [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
    • cultuur [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
    • kweken [het ~] zelfstandig naamwoord
    • voortbrenging [znw.] zelfstandig naamwoord
    • fokkerij [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
    • fok [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • teelt [de ~] zelfstandig naamwoord
    • verbouw [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • aanplant [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • aankweken [znw.] zelfstandig naamwoord
    • aankweek [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • aanfok [znw.] zelfstandig naamwoord
  3. die Zucht (Ordnung; Disziplin; Anordnung; )
    de discipline; de onderwerping; de gehoorzaamheid; de orde; de dwang; de tucht
  4. die Zucht (Viehzucht; Fortpflanzung; Fock; )
    de teelt; de fokkerij; voortbrenging; de veefokkerij; aanfok; telen; de voortplanting; de fok; de verbouw
    • teelt [de ~] zelfstandig naamwoord
    • fokkerij [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
    • voortbrenging [znw.] zelfstandig naamwoord
    • veefokkerij [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
    • aanfok [znw.] zelfstandig naamwoord
    • telen [znw.] zelfstandig naamwoord
    • voortplanting [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
    • fok [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • verbouw [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
  5. die Zucht (Züchten; Züchtung; Fortpflanzung)
    het fokken; aankweken; doen voorttelen
  6. die Zucht (Brut; Gezücht)
    het gespuis; het gebroed
    • gespuis [het ~] zelfstandig naamwoord
    • gebroed [het ~] zelfstandig naamwoord
  7. die Zucht (Anbauen; Anbau; Fortpflanzung; )
    telen; het kweken; verbouwen
    • telen [znw.] zelfstandig naamwoord
    • kweken [het ~] zelfstandig naamwoord
    • verbouwen [znw.] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor Zucht:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
aanfok Anbau; Fock; Fortpflanzung; Gezücht; Heranziehung; Nachbildung; Umbau; Umbauten; Viehzucht; Wiedergabe; Zucht; Züchten; Züchterei
aankweek Anbau; Zucht
aankweken Anbau; Fortpflanzung; Zucht; Züchten; Züchtung Anbauen; Anpflanzen; Anpflanzung
aanplant Anbau; Zucht Anbau; Anpflanzen; Anpflanzung; Bepflanzung; Vegetation
cultuur Anbau; Zucht Agrikultur; Kultur
discipline Anordnung; Bestimmung; Disziplin; Fügung; Ordnung; Regel; Unterwerfung; Verfügung; Verordnung; Vorschrift; Zucht Disziplin; Fach; Fachgebiet; Fachwissenschaft; Sektor
doen voorttelen Fortpflanzung; Zucht; Züchten; Züchtung
dwang Anordnung; Bestimmung; Disziplin; Fügung; Ordnung; Regel; Unterwerfung; Verfügung; Verordnung; Vorschrift; Zucht Druck; Durchsetzung; Pression; Zwang
fok Anbau; Fock; Fortpflanzung; Gezücht; Heranziehung; Nachbildung; Umbau; Umbauten; Viehzucht; Wiedergabe; Zucht; Züchten; Züchterei
fokken Fortpflanzung; Zucht; Züchten; Züchtung
fokkerij Anbau; Fock; Fortpflanzung; Gezücht; Heranziehung; Nachbildung; Umbau; Umbauten; Viehzucht; Wiedergabe; Zucht; Züchten; Züchterei
gebroed Brut; Gezücht; Zucht Ausschuß; Brut; Gelichter; Gesindel; Gezücht; Jungen; Kanaille; Lumpengesindel; Mob; Nachkommen; Nachkommenschaft; Nachwelt; Pack; Plebs; Pöbel; Schund; Sippschaft; Sprößlinge; Zeug; junge Tieren
gehoorzaamheid Anordnung; Bestimmung; Disziplin; Fügung; Ordnung; Regel; Unterwerfung; Verfügung; Verordnung; Vorschrift; Zucht Anordnung; Disziplin; Folgsamkeit; Gehorsamkeit; Unterwerfung; Verordnung; Vorschrift
gespuis Brut; Gezücht; Zucht Ausschuß; Gesindel; Lumpengesindel; Mob; Pöbel; Schund
kweek Anbau; Zucht
kweken Anbau; Anbauen; Anbauten; Fortpflanzung; Zucht; Züchte; Züchten; Züchtung
onderwerping Anordnung; Bestimmung; Disziplin; Fügung; Ordnung; Regel; Unterwerfung; Verfügung; Verordnung; Vorschrift; Zucht Anordnung; Disziplin; Folgsamkeit; Gehorsamkeit; Unterwerfung; Verordnung; Vorschrift
orde Anordnung; Bestimmung; Disziplin; Fügung; Ordnung; Regel; Unterwerfung; Verfügung; Verordnung; Vorschrift; Zucht Anordnung; Bestimmung; Dienstordnung; Fusion; Gebot; Gemeinschaft; Genossenschaft; Geselligkeitsverein; Gesellschaft; Gesellschaftsschicht; Gesetz; Gilde; Gleichmäßigkeit; Gruppe; Handwerksgilde; Klasse; Klub; Korporation; Kreis; Ordnung; Position; Rang; Rangordnung; Regelmäßigkeit; Regelung; Reglement; Richtlinie; Runde; Satzung; Schicht; Stand; Statut; Symmetrie; Verein; Vereinigung; Verfügung; Verordnung; Vorschrift
reproductie Anbau; Zucht Reproduktion
teelt Anbau; Fock; Fortpflanzung; Gezücht; Heranziehung; Nachbildung; Umbau; Umbauten; Viehzucht; Wiedergabe; Zucht; Züchten; Züchterei
telen Anbau; Anbauen; Anbauten; Fock; Fortpflanzung; Gezücht; Heranziehung; Nachbildung; Umbau; Umbauten; Viehzucht; Wiedergabe; Zucht; Züchte; Züchten; Züchterei; Züchtung
tucht Anordnung; Bestimmung; Disziplin; Fügung; Ordnung; Regel; Unterwerfung; Verfügung; Verordnung; Vorschrift; Zucht
veefokkerij Fock; Fortpflanzung; Gezücht; Heranziehung; Nachbildung; Umbau; Umbauten; Viehzucht; Wiedergabe; Zucht; Züchten; Züchterei Viehzucht
verbouw Anbau; Fock; Fortpflanzung; Gezücht; Heranziehung; Nachbildung; Umbau; Umbauten; Viehzucht; Wiedergabe; Zucht; Züchten; Züchterei
verbouwen Anbau; Anbauen; Anbauten; Fortpflanzung; Zucht; Züchte; Züchten; Züchtung
voortbrenging Anbau; Fock; Fortpflanzung; Gezücht; Heranziehung; Nachbildung; Umbau; Umbauten; Viehzucht; Wiedergabe; Zucht; Züchten; Züchterei Erzeugung; Hervorbringung; Produktion
voortplanting Anbau; Fock; Fortpflanzung; Gezücht; Heranziehung; Nachbildung; Umbau; Umbauten; Viehzucht; Wiedergabe; Zucht; Züchten; Züchterei
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
aankweken anbauen; anpflanzen; aufbauen; aufziehen; erzeugen; fortpflanzen; hegen; heranbilden; heranziehen; hervorbringen; kultivieren; treiben; umbauen; umgestalten; umwandeln; zeugen; ziehen; züchten
fokken anbauen; anpflanzen; aufbauen; aufziehen; erzeugen; fortpflanzen; hegen; heranbilden; heranziehen; hervorbringen; kultivieren; treiben; umbauen; umgestalten; umwandeln; zeugen; ziehen; züchten
kweken anbauen; anpflanzen; aufbauen; aufziehen; erzeugen; fortpflanzen; hegen; heranbilden; heranziehen; hervorbringen; kultivieren; treiben; umbauen; umgestalten; umwandeln; zeugen; ziehen; züchten
telen anbauen; anpflanzen; aufbauen; aufziehen; erzeugen; fortpflanzen; hegen; heranbilden; heranziehen; hervorbringen; kultivieren; treiben; umbauen; umgestalten; umwandeln; zeugen; ziehen; züchten
verbouwen anbauen; anpflanzen; aufbauen; aufziehen; erzeugen; fortpflanzen; hegen; heranbilden; heranziehen; hervorbringen; kultivieren; treiben; umbauen; umgestalten; umwandeln; verbauen; zeugen; ziehen; züchten

Synoniemen voor "Zucht":


Wiktionary: Zucht

Zucht
noun
  1. durch [1] entstandene Pflanzen oder Tiere
  2. veraltet: Disziplin und Gehorsam
  3. die kontrollierte Vermehrung von Pflanzen oder Tieren mit dem Ziel, die gewünschten Eigenschaften an die Nachkommen weiterzuvererben
Zucht
noun
  1. het fokken, de teelt van dieren
  2. het bedrijfsmatig telen van dieren
Cross Translation:
FromToVia
• Zucht → discipline; gesel ↔ discipline — (vieilli) méthode d’instruction et d’éducation.

Verwante vertalingen van Zucht







Uw gratis, snelle en simpele vertaal woordenboek

Copyright © 2000-2024 Interglot ®

Pagina gepresenteerd in 0.0454 seconde
Page rendered in 1.0 seconds