Overzicht
Duits naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. Wohngemeinschaft:
  2. Wiktionary:


Duits

Uitgebreide vertaling voor Wohngemeinschaft (Duits) in het Nederlands

Wohngemeinschaft:

Wohngemeinschaft [die ~] zelfstandig naamwoord

  1. die Wohngemeinschaft (Kommune; Wohngruppe; Lebensgemeinschaft)
    de commune; de leefgemeenschap; de woongemeenschap; de woongroep
  2. die Wohngemeinschaft (Kommune; Lebensgemeinschaft; Wohngruppe)
    de wooneenheid; de leefeenheid

Vertaal Matrix voor Wohngemeinschaft:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
commune Kommune; Lebensgemeinschaft; Wohngemeinschaft; Wohngruppe
leefeenheid Kommune; Lebensgemeinschaft; Wohngemeinschaft; Wohngruppe
leefgemeenschap Kommune; Lebensgemeinschaft; Wohngemeinschaft; Wohngruppe Lebensgemeinschaft
wooneenheid Kommune; Lebensgemeinschaft; Wohngemeinschaft; Wohngruppe
woongemeenschap Kommune; Lebensgemeinschaft; Wohngemeinschaft; Wohngruppe Lebensgemeinschaft
woongroep Kommune; Lebensgemeinschaft; Wohngemeinschaft; Wohngruppe

Synoniemen voor "Wohngemeinschaft":


Wiktionary: Wohngemeinschaft

Wohngemeinschaft
noun
  1. Wohnung die sich mehrere Personen teilen
Wohngemeinschaft
noun
  1. groep mensen die een gezamenlijke huishouding voeren of over gemeenschappelijke ruimten beschikken (huiskamer etc.)

Computer vertaling door derden: