Duits
Uitgebreide vertaling voor Waschen (Duits) in het Nederlands
Waschen:
-
Waschen (Reinigen; Sauber machen)
Vertaal Matrix voor Waschen:
Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
reinigen | Reinigen; Sauber machen; Waschen | Putzen; Reinigen; Reinigung; Saubermachen; Säuberung |
wassen | Reinigen; Sauber machen; Waschen | Schwellen |
wassing | Reinigen; Sauber machen; Waschen | |
Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
reinigen | abtreiben; aufklären; aufräumen; ausmisten; ausräumen; klären; läutern; putzen; reinigen; reinmachen; saubermachen; säubern | |
wassen | ausspülen; gedeihen; waschen | |
Bijvoeglijk Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
wassen | wächsern |