Overzicht
Duits naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. Wahn:
  2. Wiktionary:


Duits

Uitgebreide vertaling voor Wahn (Duits) in het Nederlands

Wahn:

Wahn [der ~] zelfstandig naamwoord

  1. der Wahn (Wahnbild; Illusion; Traumbild; )
    de illusie; de hersenschim; de waan; het droombeeld
    • illusie [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
    • hersenschim [de ~] zelfstandig naamwoord
    • waan [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • droombeeld [het ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor Wahn:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
droombeeld Einbildung; Gespinst; Hirngespinst; Illusion; Traumbild; Trugbild; Täuschung; Wahn; Wahnbild Traumbild; Trugbild; Wahnbild
hersenschim Einbildung; Gespinst; Hirngespinst; Illusion; Traumbild; Trugbild; Täuschung; Wahn; Wahnbild Einbildungskraft; Fiktion; Illusion; Phantasie; Traumbild; Trugbild; Wahnbild
illusie Einbildung; Gespinst; Hirngespinst; Illusion; Traumbild; Trugbild; Täuschung; Wahn; Wahnbild Augentäuschung; Fata Morgana; Illusion; Luftspiegelung; Traumbild; Trugbild; Wahnbild; optische Täuschung
waan Einbildung; Gespinst; Hirngespinst; Illusion; Traumbild; Trugbild; Täuschung; Wahn; Wahnbild Augentäuschung; Fata Morgana; Luftspiegelung; Wahnbild; optische Täuschung

Synoniemen voor "Wahn":


Wiktionary: Wahn

Wahn
noun
  1. droomwereld
  2. onjuiste voorstelling van zaken

Cross Translation:
FromToVia
Wahn waan; waanzin delusion — state of being deluded or misled
Wahn waanvoorstelling; waanidee; waandenkbeeld; waan; misvatting; hersenschim delusion — that which is falsely or delusively believed or propagated; false belief; error in belief
Wahn razernij frenzy — state of wild activity or panic