Verzögerung in het Nederlands vertaald uit het Duits

Overzicht

Duits naar Nederlands: Meer gegevens...

Verzögerung:
- uitstel; respijt; onderbreking; herhaalvertraging; vertraging; opgelopen vertraging
Wiktionary:
- Verzögerung → opschorting, uitstel, vertraging, verdaging, verlating, oponthoud, verlet

Duits

Uitgebreide vertaling voor Verzögerung (Duits) in het Nederlands

die Verzögerung (Aufschub; Verschiebung; Unterbrechung)
het uitstel; het respijt; de onderbreking
- uitstel [het ~] zelfstandig naamwoord
- respijt [het ~] zelfstandig naamwoord
- onderbreking [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
die Verzögerung (Aufschub; Vertagung; Galgenfrist; Verschiebung; Frist)
het uitstel; het respijt
- uitstel [het ~] zelfstandig naamwoord
- respijt [het ~] zelfstandig naamwoord
die Verzögerung
herhaalvertraging
- herhaalvertraging
die Verzögerung
de vertraging
- vertraging [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
die Verzögerung
opgelopen vertraging
- opgelopen vertraging

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
onderbreking	Aufschub; Unterbrechung; Verschiebung; Verzögerung	Arbeitspause; Ausspannung; Enthaltsamkeit; Enthaltung; Entspannung; Erholung; Essenszeit; Interruption; Mittagspause; Pause; Ruhepause; Schulpause; Unterbrechung; Verzicht
respijt	Aufschub; Frist; Galgenfrist; Unterbrechung; Verschiebung; Vertagung; Verzögerung	Bedenkzeit; Frist
uitstel	Aufschub; Frist; Galgenfrist; Unterbrechung; Verschiebung; Vertagung; Verzögerung
vertraging	Verzögerung	Aufenthalt; Aufschub; Ausstand
Not Specified	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
herhaalvertraging	Verzögerung
opgelopen vertraging	Verzögerung

Cross Translation:

From	To	Via
• Verzögerung	→ opschorting; uitstel	↔ deferment — act or instance of deferring
• Verzögerung	→ vertraging	↔ delay — period of time before an event occurs
• Verzögerung	→ opschorting; verdaging; verlating; oponthoud; uitstel; verlet	↔ sursis — délai, remise, suspension de l’exécution d’une mesure.