Verwirrung in het Nederlands vertaald uit het Duits

Remove Ads

Overzicht

Duits naar Nederlands: Meer gegevens...

Verwirrung:
- verwarring; verwardheid; wanorde; chaos; puinhoop; heksenketel; wanordelijkheid; zootje; regelloosheid; keet; verbijstering; ontsteldheid; verbouwereerdheid
Wiktionary:
- Verwirrung → rotzooi, rommel, verwarring, onduidelijkheid, benardheid, penarie, verlegenheid, hinder, knelpunt

Duits

Uitgebreide vertaling voor Verwirrung (Duits) in het Nederlands

Verwirrung:

Verwirrung [die ~] zelfstandig naamwoord

die Verwirrung (Verwechselung; Wirbel; Verworrenheit)
de verwarring; de verwardheid
- verwarring [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
- verwardheid [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
die Verwirrung (Chaos; Wirbel; Unordnung; Gewirr; Verworrenheit; Durcheinander; Verwüstung; Wirrwarr)
de wanorde; de chaos; de puinhoop; de heksenketel; de wanordelijkheid; het zootje; regelloosheid; de keet
- wanorde [de ~] zelfstandig naamwoord
- chaos [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
- puinhoop [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
- heksenketel [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
- wanordelijkheid [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
- zootje [het ~] zelfstandig naamwoord
- regelloosheid [znw.] zelfstandig naamwoord
- keet [de ~] zelfstandig naamwoord
die Verwirrung (Bestürzung; Entsetzung)
de verbijstering; ontsteldheid; de verbouwereerdheid
- verbijstering [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
- ontsteldheid [znw.] zelfstandig naamwoord
- verbouwereerdheid [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor Verwirrung:

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
chaos	Chaos; Durcheinander; Gewirr; Unordnung; Verwirrung; Verworrenheit; Verwüstung; Wirbel; Wirrwarr
heksenketel	Chaos; Durcheinander; Gewirr; Unordnung; Verwirrung; Verworrenheit; Verwüstung; Wirbel; Wirrwarr	Andrang; Beschäftigung; Betriebsamkeit; Emsigkeit; Gebrüll; Gedränge; Gedrängtheit; Geschäftigkeit; Geselligkeit; Getreibe; Getue; Getöse; Gewimmel; Gewirr; Gewühl; Lebendigkeit; Lebhaftigkeit; Regsamkeit; Rummel; Spektakel; Trara; Treiben; Trubel; reges Leben
keet	Chaos; Durcheinander; Gewirr; Unordnung; Verwirrung; Verworrenheit; Verwüstung; Wirbel; Wirrwarr	Baubaracke; Baubude; Bauhütte; Erfreulichkeit; Feudenruf; Flause; Freude; Freudenfest; Freudentaumel; Frohsinn; Fröhlichkeit; Gaudi; Gefallen; Genuß; Geselligkeit; Glückseligkeit; Heiterkeit; Hilarität; Jubel; Jux; Keckheit; Lebhaftigkeit; Lust; Lustigkeit; Narrheit; Scherz; Schäkerei; Seligkeit; Spaß; Spaßen; Spleen; Torheit; Ulk; Unsinn; Vergnügen; Verrücktheit
ontsteldheid	Bestürzung; Entsetzung; Verwirrung
puinhoop	Chaos; Durcheinander; Gewirr; Unordnung; Verwirrung; Verworrenheit; Verwüstung; Wirbel; Wirrwarr	Chaos; Durcheinander; Pfuscherei; Sauwirtschaft; Schmiererei; Schutthaufen; Sudelei; Trümmerhaufen; Wirrwarr
regelloosheid	Chaos; Durcheinander; Gewirr; Unordnung; Verwirrung; Verworrenheit; Verwüstung; Wirbel; Wirrwarr
verbijstering	Bestürzung; Entsetzung; Verwirrung	Abscheu; Bestürztheit; Bestürzung; Entsetzen; Furcht; Schreck
verbouwereerdheid	Bestürzung; Entsetzung; Verwirrung
verwardheid	Verwechselung; Verwirrung; Verworrenheit; Wirbel
verwarring	Verwechselung; Verwirrung; Verworrenheit; Wirbel	Aufregung; Aufruhr; Sensation
wanorde	Chaos; Durcheinander; Gewirr; Unordnung; Verwirrung; Verworrenheit; Verwüstung; Wirbel; Wirrwarr	Chaos; Durcheinander; Unordnung
wanordelijkheid	Chaos; Durcheinander; Gewirr; Unordnung; Verwirrung; Verworrenheit; Verwüstung; Wirbel; Wirrwarr	Chaos; Durcheinander; Nachlässigkeit; Schlamperei; Unordentlichkeit; Unordnung; Übel
zootje	Chaos; Durcheinander; Gewirr; Unordnung; Verwirrung; Verworrenheit; Verwüstung; Wirbel; Wirrwarr	Chaos; Durcheinander; Pfuscherei; Rummel; Sauwirtschaft; Schmiererei; Schutthaufen; Sudelei; Trümmerhaufen; Wirrwarr

Synoniemen voor "Verwirrung":

Gedankenlosigkeit; Konfusion; Verstörtheit; Zerfahrenheit; Zerstreutheit; Beschwerde; Krankheitszeichen; Symptom
Ratlosigkeit
Desorientierung; Irritation; Zinower
Realitätsverleugnung; Verblendung; Bestreitung; Nichtanerkennung; Verleugnung

Wiktionary: Verwirrung

Cross Translation:

From	To	Via
• Verwirrung	→ rotzooi; rommel	↔ clutter — a confused disordered jumble of things
• Verwirrung	→ verwarring; onduidelijkheid	↔ confusion — action de confondre
• Verwirrung	→ benardheid; penarie; verlegenheid; hinder; knelpunt	↔ embarras — Ce qui embarrasse ou résultat de l’action d’embarrasser.

Remove Ads

Vertaal Verwirrung van Duits naar Nederlands

Uitgebreide vertaling voor Verwirrung (Duits) in het Nederlands

Verwirrung:

Verwirrung [die ~] zelfstandig naamwoord

die Verwirrung (Verwechselung; Wirbel; Verworrenheit)

die Verwirrung (Chaos; Wirbel; Unordnung; Gewirr; Verworrenheit; Durcheinander; Verwüstung; Wirrwarr)

die Verwirrung (Bestürzung; Entsetzung)

Vertaal Matrix voor Verwirrung:

Synoniemen voor "Verwirrung":

Wiktionary: Verwirrung