Overzicht
Duits naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. Tischgast:


Duits

Uitgebreide vertaling voor Tischgast (Duits) in het Nederlands

Tischgast:

Tischgast [der ~] zelfstandig naamwoord

  1. der Tischgast
    de eter; tafelgast
    • eter [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • tafelgast [znw.] zelfstandig naamwoord
  2. der Tischgast
    gast aan tafel
  3. der Tischgast (Eingeladene; Gäste; Gast; )
    de gast; de invité; de genodigde
    • gast [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • invité [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • genodigde [de ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor Tischgast:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
eter Tischgast
gast Besuch; Besucher; Eingeladene; Gast; Gäste; Hausgast; Logiergast; Tischgast Besuch; Besucher; Bruder; Bursche; Eingeladene; Gast; Geselle; Gäste; Hausgast; Kerl; Kerlchen; Logiergast; Mann; Stammgast
gast aan tafel Tischgast
genodigde Besuch; Besucher; Eingeladene; Gast; Gäste; Hausgast; Logiergast; Tischgast Teilnehmer
invité Besuch; Besucher; Eingeladene; Gast; Gäste; Hausgast; Logiergast; Tischgast
tafelgast Tischgast