Overzicht
Duits naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. Thron:
  2. Wiktionary:


Duits

Uitgebreide vertaling voor Thron (Duits) in het Nederlands

Thron:

Thron [der ~] zelfstandig naamwoord

  1. der Thron
    de troon; de zetel; het gestoelte
    • troon [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • zetel [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • gestoelte [het ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor Thron:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
gestoelte Thron Sessel; Sitz; Sitzbank; Sitzplatz; Stuhl; Wohnzimmersessel
troon Thron
zetel Thron Sessel; Sitz; Sitzbank; Sitzplatz; Stuhl; Unternehmenssitz; Wohnzimmersessel

Synoniemen voor "Thron":

  • Herrschersitz; Herrscherstuhl; Kaiserstuhl; Königsstuhl; Regierung

Wiktionary: Thron

Thron
noun
  1. zetel waar een vorst op zit tijdens formele plechtigheden

Cross Translation:
FromToVia
Thron troon throne — ornate seat

Verwante vertalingen van Thron