Overzicht
Duits naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. Taxe:
  2. Wiktionary:


Duits

Uitgebreide vertaling voor Taxe (Duits) in het Nederlands

Taxe:

Taxe [die ~] zelfstandig naamwoord

  1. die Taxe (Steuer; Gebühr; Abgabe)
    de belasting; overheidsbelasting
  2. die Taxe (Gebührenerhebung; Kosten; Gebühr; Steuer; Einfuhrzoll)
    de kosten; de belasting; de heffing; de leges
    • kosten [de ~] zelfstandig naamwoord, mv.
    • belasting [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
    • heffing [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
    • leges [de ~] zelfstandig naamwoord, mv.
  3. die Taxe
    de taxatiewaarde

Vertaal Matrix voor Taxe:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
belasting Abgabe; Einfuhrzoll; Gebühr; Gebührenerhebung; Kosten; Steuer; Taxe Auslastung; Steuer
heffing Einfuhrzoll; Gebühr; Gebührenerhebung; Kosten; Steuer; Taxe
kosten Einfuhrzoll; Gebühr; Gebührenerhebung; Kosten; Steuer; Taxe Auslagen; Kosten; Spesen; Unkosten
leges Einfuhrzoll; Gebühr; Gebührenerhebung; Kosten; Steuer; Taxe
overheidsbelasting Abgabe; Gebühr; Steuer; Taxe
taxatiewaarde Taxe

Synoniemen voor "Taxe":


Wiktionary: Taxe


Cross Translation:
FromToVia
Taxe taxi taxi — vehicle