Overzicht
Duits naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. Subjekt:
  2. Wiktionary:


Duits

Uitgebreide vertaling voor Subjekt (Duits) in het Nederlands

Subjekt:

Subjekt [der ~] zelfstandig naamwoord

  1. der Subjekt (Satzgegenstand)
    het onderwerp; onderwerp van een zin
  2. der Subjekt (Herr)
    het sujet; het heerschap; de vent
    • sujet [het ~] zelfstandig naamwoord
    • heerschap [het ~] zelfstandig naamwoord
    • vent [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor Subjekt:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
heerschap Herr; Subjekt
onderwerp Satzgegenstand; Subjekt Aufgabe; Betreff; Inhalt eines Buches; Motiv; Thema; Thema eines Buches
onderwerp van een zin Satzgegenstand; Subjekt
sujet Herr; Subjekt
vent Herr; Subjekt Bruder; Bursche; Freund; Gatte; Gefährte; Gemahl; Geselle; Kerl; Kerlchen; Kumpel; Mann; Partner; Teilhaber; Typ; Weib; männliche Person

Synoniemen voor "Subjekt":


Wiktionary: Subjekt

Subjekt
noun
  1. Sprachwissenschaft: Satzgegenstand; das Satzglied, über das im Prädikat eine Aussage gemacht wird und das mit dem Verb im Numerus Kongruenz.
Subjekt
noun
  1. zinsdeel waarnaar de persoonsvorm zich richt en dat bijv. de handelende persoon of zaak beschrijft

Cross Translation:
FromToVia
Subjekt onderwerp subject — in grammar

Computer vertaling door derden: