Overzicht
Duits
Uitgebreide vertaling voor Strolch (Duits) in het Nederlands
Strolch:
-
der Strolch (Schurke; Kriminelle; Gauner; Halunke; Schlingel; Gangster; Schalk; Racker; Spitzbube; Nichtsnutz; Lausbube; Frevler; Galgengesicht; Verbrecher; Schuft; Taugenichts; Übeltäter; Schelm; Flegel; Scheusal)
-
der Strolch (Flegel; Lümmel; Racker; Schlingel; Schuft; Rüpel; Schelm; Bengel; Frechdachs; Halunke; Schurke; Spitzbube; Grobian; Lausejunge)
Vertaal Matrix voor Strolch:
Synoniemen voor "Strolch":
Computer vertaling door derden: