Stichwort in het Nederlands vertaald uit het Duits

Overzicht

Duits naar Nederlands: Meer gegevens...

Stichwort:
- wachtwoord; consigne; steekwoord; aanwijzing; tip; vingerwijzing; vingerwenk; wenk; verkiezingsleus; trefwoord
Wiktionary:
- Stichwort → parool, wachtwoord, trefwoord, ingang
- Stichwort → sleutelwoord, repliek, bescheid, wederwoord, weerwoord, ontzenuwing, weerlegging, tegenbewijs, reactie, terugslag, weerslag, dupliek

Duits

Uitgebreide vertaling voor Stichwort (Duits) in het Nederlands

Stichwort (Kennwort; Kenwort; Parole; Losung)
het wachtwoord; het consigne
- wachtwoord [het ~] zelfstandig naamwoord
- consigne [het ~] zelfstandig naamwoord
Stichwort (Kennwort)
het steekwoord
- steekwoord [het ~] zelfstandig naamwoord
Stichwort (Tip; Hinweis; Anspielung; Spur; Indiz; Wink; Schimmer; Fingerzeig)
de aanwijzing; de tip; de vingerwijzing; vingerwenk; de wenk
- aanwijzing [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
- tip [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
- vingerwijzing [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
- vingerwenk [znw.] zelfstandig naamwoord
- wenk [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
Stichwort (Losung; Parole; Kennwort; Schlagwort; Slogan)
de verkiezingsleus
- verkiezingsleus [de ~] zelfstandig naamwoord
Stichwort
het trefwoord
- trefwoord [het ~] zelfstandig naamwoord

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
aanwijzing	Anspielung; Fingerzeig; Hinweis; Indiz; Schimmer; Spur; Stichwort; Tip; Wink	Angabe; Anhaltspunkt; Anknüpfungspunkt; Anweisung; Anweizung; Anzeichen; Bote; Fingerzeig; Hinweis; Indikation; Indiz; Instruktion; Richtlinie; Spur; Tip; Verweisung; Vorbote; Vorzeichen; Wink
consigne	Kennwort; Kenwort; Losung; Parole; Stichwort	Anweisung; Auftrag; Befehl; Dienstbefehle; Erlaß; Instruktion; Kommando; Weisung; Zwangsbefehl
steekwoord	Kennwort; Stichwort
tip	Anspielung; Fingerzeig; Hinweis; Indiz; Schimmer; Spur; Stichwort; Tip; Wink	Tipp
trefwoord	Stichwort	Hauptwort
verkiezingsleus	Kennwort; Losung; Parole; Schlagwort; Slogan; Stichwort
vingerwenk	Anspielung; Fingerzeig; Hinweis; Indiz; Schimmer; Spur; Stichwort; Tip; Wink
vingerwijzing	Anspielung; Fingerzeig; Hinweis; Indiz; Schimmer; Spur; Stichwort; Tip; Wink
wachtwoord	Kennwort; Kenwort; Losung; Parole; Stichwort	Kennwort; Zugriffscode
wenk	Anspielung; Fingerzeig; Hinweis; Indiz; Schimmer; Spur; Stichwort; Tip; Wink	Fingerzeig; Signal; Wink; Zeichen

Stichwort

noun

Plural 2: Hinweis für jemanden darauf, dass der Zeitpunkt für eine bestimmte Aktion gekommen ist
- Stichwort → parool; wachtwoord
Plural 1: Wort, das man in einem Wörterbuch alphabetisch oder nach anderen Kriterien geordnet auffinden kann und erläutert ist oder einen Textverweis enthält
- Stichwort → trefwoord

Stichwort

noun

een trefwoord dat te vinden is in een woordenboek
- ingang → Eintrag; Stichwort; Lemma
een titelwoord van een stuk tekst in een catalogus, woordenboek of encyclopedie
- trefwoord → Stichwort; Lemma

Cross Translation:

From	To	Via
• Stichwort	→ sleutelwoord	↔ keyword — word used as a key to a code
• Stichwort	→ repliek	↔ réplique — Traductions à trier suivant le sens
• Stichwort	→ bescheid; wederwoord; weerwoord; repliek; ontzenuwing; weerlegging; tegenbewijs; reactie; terugslag; weerslag; dupliek	↔ réponse — parole dire, ou acte effectué, en réaction à une question poser, une demande, ou à une déclaration, ou encore à un évènement.