Overzicht
Duits naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. Spritzer:
  2. Wiktionary:


Duits

Uitgebreide vertaling voor Spritzer (Duits) in het Nederlands

Spritzer:

Spritzer [der ~] zelfstandig naamwoord

  1. der Spritzer
    de spuiter; drugsverslaafde die spuit
  2. der Spritzer (Klecks; Tüpfel)
    spatter; de spat
    • spatter [znw.] zelfstandig naamwoord
    • spat [de ~] zelfstandig naamwoord
  3. der Spritzer (Schuß; Spur)
    het scheutje
    • scheutje [het ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor Spritzer:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
drugsverslaafde die spuit Spritzer
scheutje Schuß; Spritzer; Spur
spat Klecks; Spritzer; Tüpfel Fleck; Klecks
spatter Klecks; Spritzer; Tüpfel
spuiter Spritzer

Synoniemen voor "Spritzer":

  • Drucksprüher; Drucksprühgerät; Gartenspritze; Pumpsprüher; Rückenspritze; Sprüher

Wiktionary: Spritzer

Spritzer
noun
  1. een weggeslingerde druppel