Overzicht
Duits naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. Span:
  2. Wiktionary:


Duits

Uitgebreide vertaling voor Span (Duits) in het Nederlands

Span:

Span [der ~] zelfstandig naamwoord

  1. der Span (Holzspan)
    houtspaander; de spaan; houtkrul
  2. der Span (Holzspan)
    de spaander
    • spaander [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
  3. der Span (Sägemehl; Holzmehl; Holzspäne; Sägespäne; Holzspan)
    het zaagsel; het zaagmeel
    • zaagsel [het ~] zelfstandig naamwoord
    • zaagmeel [het ~] zelfstandig naamwoord
  4. der Span
    de houtsnip
  5. der Span (Haarlocke; Schwung; Locke; )
    de krul; de haarkrul
    • krul [de ~] zelfstandig naamwoord
    • haarkrul [de ~] zelfstandig naamwoord
  6. der Span (Feilsel; Feilicht; Feilspäne)
    het vijlsel
    • vijlsel [het ~] zelfstandig naamwoord
  7. der Span (Feilspan)
    het vijlsel; afvijlsel; vijlspaan

Vertaal Matrix voor Span:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
afvijlsel Feilspan; Span
haarkrul Haarlocke; Kringel; Locke; Schnecke; Schnitzel; Schnörkel; Schuppe; Schwung; Span; Spirale; Splitter; Welle
houtkrul Holzspan; Span
houtsnip Span
houtspaander Holzspan; Span
krul Haarlocke; Kringel; Locke; Schnecke; Schnitzel; Schnörkel; Schuppe; Schwung; Span; Spirale; Splitter; Welle Haarlocke; Locke; Löckchen; Pissoir; Schnörkel; öffentliche Toilette
spaan Holzspan; Span Riemen; Ruder
spaander Holzspan; Span
vijlsel Feilicht; Feilsel; Feilspan; Feilspäne; Span
vijlspaan Feilspan; Span
zaagmeel Holzmehl; Holzspan; Holzspäne; Span; Sägemehl; Sägespäne
zaagsel Holzmehl; Holzspan; Holzspäne; Span; Sägemehl; Sägespäne

Synoniemen voor "Span":


Wiktionary: Span

Span
noun
  1. langwerpig stukje hout dat bij het hakken afvalt.