Overzicht
Duits naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. Schwan:
  2. Wiktionary:


Duits

Uitgebreide vertaling voor Schwan (Duits) in het Nederlands

Schwan:

Schwan [der ~] zelfstandig naamwoord

  1. der Schwan
    de zwaan
    • zwaan [de ~] zelfstandig naamwoord
  2. der Schwan (Schwäne)
    de zwanen
    • zwanen [de ~] zelfstandig naamwoord, mv.

Vertaal Matrix voor Schwan:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
zwaan Schwan
zwanen Schwan; Schwäne

Wiktionary: Schwan

Schwan
noun
  1. Wasservogel mit langem Hals (Gattungen Coscoroba und Cygnus) aus der Familie der Entenvögel (Anátidae)
  2. Entomologie: weißer Nachtfalter aus der Familie der Trägspanner

Cross Translation:
FromToVia
Schwan zwaan swan — swan
Schwan zwaan cygne — Gros oiseau.