Overzicht


Duits

Uitgebreide vertaling voor Schuld (Duits) in het Nederlands

Schuld:

Schuld [die ~] zelfstandig naamwoord

  1. die Schuld
    de schuld
    • schuld [de ~] zelfstandig naamwoord
  2. die Schuld
    de schulden
    • schulden [de ~] zelfstandig naamwoord, mv.
  3. die Schuld (Soll; Debet; Debetsaldo)
    de debet; de bankschuld; het tekort; tekortsaldo
  4. die Schuld (Geldschuld)
    financiële schuld

Vertaal Matrix voor Schuld:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
bankschuld Debet; Debetsaldo; Schuld; Soll
debet Debet; Debetsaldo; Schuld; Soll
financiële schuld Geldschuld; Schuld
schuld Schuld Geldschuld
schulden Schuld
tekort Debet; Debetsaldo; Schuld; Soll Armut; Bedürftigkeit; Defizit; Ermangelung; Fehlbetrag; Fehlmenge; Kargheit; Knappheit; Mangel; Manko; Spärlichkeit; Ärmlichkeit
tekortsaldo Debet; Debetsaldo; Schuld; Soll
Not SpecifiedVerwante vertalingenAndere vertalingen
debet Soll

Wiktionary: Schuld

Schuld
noun
  1. een geldbedrag dat ondanks de verplichting daartoe niet betaald wordt
  2. een verantwoordelijkheid die iemand wordt toegeschreven voor een laakbare gebeurtenis of toestand

Cross Translation:
FromToVia
Schuld schuld blame — state of having caused a bad event
Schuld verplichting; schuld debt — action, state of mind, or object one has an obligation to perform for another
Schuld schuld guilt — responsibility for wrongdoing
Schuld aansprakelijkheid liability — debt
Schuld schuld dette — Somme due à un créancier
Schuld debet; debetzijde débitvente continue, répéter, surtout au détail.
Schuld ongelijk tort — État de celui qui n’a pas le droit, la raison de son côté. (Sens général).

Verwante vertalingen van Schuld