Overzicht
Duits
Uitgebreide vertaling voor Schenkel (Duits) in het Nederlands
Schenkel:
-
der Schenkel (Schinken)
-
der Schenkel (Schinken)
-
der Schenkel
-
der Schenkel (Oberschenkel)
-
die Schenkel (Schinken)
-
die Schenkel
Vertaal Matrix voor Schenkel:
Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
achterbout van varken | Schenkel; Schinken | |
bovenbeen | Schenkel; Schinken | |
dij | Oberschenkel; Schenkel; Schinken | |
dijen | Schenkel; Schinken | |
dikke deel van bovenbeen | Oberschenkel; Schenkel | |
femur | Oberschenkel; Schenkel | |
ham | Schenkel; Schinken | |
schenkel | Schenkel | |
schenkels | Schenkel |