Overzicht
Duits naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. Satan:
  2. Wiktionary:


Duits

Uitgebreide vertaling voor Satan (Duits) in het Nederlands

Satan:

Satan [der ~] zelfstandig naamwoord

  1. der Satan (Teufel)
    de demon; de duivel; de satan; het kwaad
    • demon [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • duivel [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • satan [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • kwaad [het ~] zelfstandig naamwoord
  2. der Satan (Quälgeist; Teufel; Dämon; Unhold)
    de plaaggeest; de kwelduivel
  3. der Satan (Teufel; Dämon)
    sarder
    • sarder [znw.] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor Satan:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
demon Satan; Teufel
duivel Satan; Teufel
kwaad Satan; Teufel
kwelduivel Dämon; Quälgeist; Satan; Teufel; Unhold Teufel; bösartig Wesen
plaaggeest Dämon; Quälgeist; Satan; Teufel; Unhold
sarder Dämon; Satan; Teufel
satan Satan; Teufel
Bijvoeglijk NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
kwaad Haßerfüllt; aufgebracht; aufgeregt; bitterböse; borstig; böse; eifersüchtig; ergrimmt; erzürnt; fuchsteufelswild; garstig; gehässig; geladen; giftig; grimmig; jähzornig; neidisch; rasend; sauer; sehr böse; tobend; ungestüm; unwillig; unwirsch; verbissen; verstimmt; wüst; wütend; zornig; ärgerlich; übel

Synoniemen voor "Satan":

  • Antichrist; Beelzebub; Diabolo; Dämon; Gottseibeiuns; Luzifer; Mephistopheles; Teufel

Wiktionary: Satan

Satan
noun
  1. ohne Plural; biblisch: der Gegenspieler Gottes, der Teufel, der Versucher

Cross Translation:
FromToVia
Satan Satan Satan — the Devil
Satan duivel devil — the devil: the chief devil