Süßigkeit in het Nederlands vertaald uit het Duits

Overzicht

Duits naar Nederlands: Meer gegevens...

Süßigkeit:
- tussendoortje; versnapering; zoetigheid; lekkers; banketbakker; suikerbakkerij
Wiktionary:
- Süßigkeit → zoetigheid, snoep, snoepgoed
- Süßigkeit → zoetheid, lekkernij, versnapering, snoep, snoepgoed, zoetigheid, zoet

Duits

Uitgebreide vertaling voor Süßigkeit (Duits) in het Nederlands

die Süßigkeit (Imbiß; Leckerei; Nascherei; Süßigkeiten; Köstlichkeit; etwas Süßes; Leckerbissen; Leckereien; Feinkost; Naschwerk)
het tussendoortje; de versnapering; de zoetigheid; het lekkers
- tussendoortje [het ~] zelfstandig naamwoord
- versnapering [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
- zoetigheid [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
- lekkers [het ~] zelfstandig naamwoord
die Süßigkeit (Naschwerk; Leckerei)
de banketbakker; de suikerbakkerij
- banketbakker [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
- suikerbakkerij [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
banketbakker	Leckerei; Naschwerk; Süßigkeit	Konditor; Zuckerbäcker
lekkers	Feinkost; Imbiß; Köstlichkeit; Leckerbissen; Leckerei; Leckereien; Nascherei; Naschwerk; Süßigkeit; Süßigkeiten; etwas Süßes	Leckerei; Leckereien; Süßigkeiten
suikerbakkerij	Leckerei; Naschwerk; Süßigkeit	Süßwarenindustrie
tussendoortje	Feinkost; Imbiß; Köstlichkeit; Leckerbissen; Leckerei; Leckereien; Nascherei; Naschwerk; Süßigkeit; Süßigkeiten; etwas Süßes	Bissen; Biß; Happen; Schnack; Zwischenmahlzeit; schnelleNummer
versnapering	Feinkost; Imbiß; Köstlichkeit; Leckerbissen; Leckerei; Leckereien; Nascherei; Naschwerk; Süßigkeit; Süßigkeiten; etwas Süßes	Bissen; Delikatesse; Erfrischung; Erquickung; Happen; Köstlichkeit; Leckerbissen; Leckerei; Nascherei
zoetigheid	Feinkost; Imbiß; Köstlichkeit; Leckerbissen; Leckerei; Leckereien; Nascherei; Naschwerk; Süßigkeit; Süßigkeiten; etwas Süßes	Leckerei; Leckereien; Süßigkeiten

Süßigkeit

noun

meist Plural: Lebensmittel, die süß sind und als Naschzeug verwendet werden
- Süßigkeit → zoetigheid; snoep; snoepgoed

Süßigkeit

noun

Cross Translation:

From	To	Via
• Süßigkeit	→ zoetheid	↔ sweetness — condition of being sweet or sugary
• Süßigkeit	→ zoetheid	↔ sweetness — pleasant disposition
• Süßigkeit	→ lekkernij; versnapering; snoep; snoepgoed; zoetigheid; zoet	↔ friandise — confiserie ou pâtisserie de petite taille.

Computer vertaling door derden:

Remove Ads