Home ->Woordenboeken ->Duits/Nederlands ->Vertaal Rummel

Vertaal Rummel van Duits naar Nederlands

Overzicht
Duits naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. Rummel:
  2. Wiktionary:

Duits

Uitgebreide vertaling voor Rummel (Duits) in het Nederlands

Rummel:

Rummel [der ~] zelfstandig naamwoord

  1. der Rummel (Lärm; Tumult; Spektakel; )
    het kabaal; het lawaai; het rumoer; het spektakel; de herrie; het leven
    • kabaal [het ~] zelfstandig naamwoord
    • lawaai [het ~] zelfstandig naamwoord
    • rumoer [het ~] zelfstandig naamwoord
    • spektakel [het ~] zelfstandig naamwoord
    • herrie [de ~] zelfstandig naamwoord
    • leven [het ~] zelfstandig naamwoord
  2. der Rummel (reges Leben; Zulauf; starkeVerkehr; )
    de drukte; de toeloop; de toevloed; het gedrang
    • drukte [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
    • toeloop [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • toevloed [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • gedrang [het ~] zelfstandig naamwoord
  3. der Rummel (Durcheinander; Chaos; Wirrwarr)
    de knoeiboel; de rommel; de warboel; het zootje; de warhoop; de troep; de warwinkel
    • knoeiboel [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • rommel [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • warboel [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • zootje [het ~] zelfstandig naamwoord
    • warhoop [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • troep [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • warwinkel [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
  4. der Rummel (Gedränge; Gewühl; Gewirr; )
    de drukte; veel mensen; grote menigte; de toeloop
  5. der Rummel (Emsigkeit; Gewühl; Beschäftigung; )
    het pandemonium; de opschudding; de heksenketel; de beroering; het leven; de drukte; het lawaai; het rumoer; het geraas; het tumult; de heibel
    • pandemonium [het ~] zelfstandig naamwoord
    • opschudding [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
    • heksenketel [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • beroering [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
    • leven [het ~] zelfstandig naamwoord
    • drukte [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
    • lawaai [het ~] zelfstandig naamwoord
    • rumoer [het ~] zelfstandig naamwoord
    • geraas [het ~] zelfstandig naamwoord
    • tumult [het ~] zelfstandig naamwoord
    • heibel [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor Rummel:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
beroering Andrang; Beschäftigung; Betriebsamkeit; Emsigkeit; Gebrüll; Gedränge; Gedrängtheit; Geschäftigkeit; Geselligkeit; Getreibe; Getue; Getöse; Gewimmel; Gewirr; Gewühl; Lebendigkeit; Lebhaftigkeit; Regsamkeit; Rummel; Spektakel; Trara; Treiben; Trubel; reges Leben Aufregung; Betriebsamkeit; Gedränge; Geschäftigkeit; Hektik; Ruhelosigkeit; Unruhe
drukte Andrang; Beschäftigung; Betrieb; Betriebsamkeit; Emsigkeit; Gebrüll; Gedränge; Gedrängtheit; Geschäftigkeit; Geselligkeit; Getreibe; Getue; Getöse; Gewimmel; Gewirr; Gewühl; Lebendigkeit; Lebhaftigkeit; Regsamkeit; Rummel; Spektakel; Trara; Treiben; Trubel; Zulauf; reges Leben; starkeVerkehr Betrieb; Betriebsamkeit; Beweglichkeit; Emsigkeit; Gedränge; Geschäftigkeit; Getreibe; Getue; Gewimmel; Gewirr; Gewühl; Hektik; Krakeel; Lebhaftigkeit; Treiben; Trubel; Tumult; Überbeschäftigung
gedrang Betrieb; Gedränge; Gedrängtheit; Getreibe; Rummel; Zulauf; reges Leben; starkeVerkehr
geraas Andrang; Beschäftigung; Betriebsamkeit; Emsigkeit; Gebrüll; Gedränge; Gedrängtheit; Geschäftigkeit; Geselligkeit; Getreibe; Getue; Getöse; Gewimmel; Gewirr; Gewühl; Lebendigkeit; Lebhaftigkeit; Regsamkeit; Rummel; Spektakel; Trara; Treiben; Trubel; reges Leben Gebrüll; Geheule; Gepolter; Getobe; Getöse; Windgetöse; Windheulen
grote menigte Emsigkeit; Gedränge; Getreibe; Getue; Gewimmel; Gewirr; Gewühl; Rummel; Treiben
heibel Andrang; Beschäftigung; Betriebsamkeit; Emsigkeit; Gebrüll; Gedränge; Gedrängtheit; Geschäftigkeit; Geselligkeit; Getreibe; Getue; Getöse; Gewimmel; Gewirr; Gewühl; Lebendigkeit; Lebhaftigkeit; Regsamkeit; Rummel; Spektakel; Trara; Treiben; Trubel; reges Leben
heksenketel Andrang; Beschäftigung; Betriebsamkeit; Emsigkeit; Gebrüll; Gedränge; Gedrängtheit; Geschäftigkeit; Geselligkeit; Getreibe; Getue; Getöse; Gewimmel; Gewirr; Gewühl; Lebendigkeit; Lebhaftigkeit; Regsamkeit; Rummel; Spektakel; Trara; Treiben; Trubel; reges Leben Chaos; Durcheinander; Gewirr; Unordnung; Verwirrung; Verworrenheit; Verwüstung; Wirbel; Wirrwarr
herrie Andrang; Aufruhr; Betrieb; Krach; Lärm; Radau; Rummel; Skandal; Spektakel; Spuk; Strudel; Trubel; Tumult; Umtrieb; starkeVerkehr Lärm; Radau
kabaal Andrang; Aufruhr; Betrieb; Krach; Lärm; Radau; Rummel; Skandal; Spektakel; Spuk; Strudel; Trubel; Tumult; Umtrieb; starkeVerkehr
knoeiboel Chaos; Durcheinander; Rummel; Wirrwarr
lawaai Andrang; Aufruhr; Beschäftigung; Betrieb; Betriebsamkeit; Emsigkeit; Gebrüll; Gedränge; Gedrängtheit; Geschäftigkeit; Geselligkeit; Getreibe; Getue; Getöse; Gewimmel; Gewirr; Gewühl; Krach; Lebendigkeit; Lebhaftigkeit; Lärm; Radau; Regsamkeit; Rummel; Skandal; Spektakel; Spuk; Strudel; Trara; Treiben; Trubel; Tumult; Umtrieb; reges Leben; starkeVerkehr Lärm; Radau
leven Andrang; Aufruhr; Beschäftigung; Betrieb; Betriebsamkeit; Emsigkeit; Gebrüll; Gedränge; Gedrängtheit; Geschäftigkeit; Geselligkeit; Getreibe; Getue; Getöse; Gewimmel; Gewirr; Gewühl; Krach; Lebendigkeit; Lebhaftigkeit; Lärm; Radau; Regsamkeit; Rummel; Skandal; Spektakel; Spuk; Strudel; Trara; Treiben; Trubel; Tumult; Umtrieb; reges Leben; starkeVerkehr Dasein; Existenz; Fortbestehen; Leben; Lebenswandel; Sein
opschudding Andrang; Beschäftigung; Betriebsamkeit; Emsigkeit; Gebrüll; Gedränge; Gedrängtheit; Geschäftigkeit; Geselligkeit; Getreibe; Getue; Getöse; Gewimmel; Gewirr; Gewühl; Lebendigkeit; Lebhaftigkeit; Regsamkeit; Rummel; Spektakel; Trara; Treiben; Trubel; reges Leben Aufregung; Aufruhr; Sensation
pandemonium Andrang; Beschäftigung; Betriebsamkeit; Emsigkeit; Gebrüll; Gedränge; Gedrängtheit; Geschäftigkeit; Geselligkeit; Getreibe; Getue; Getöse; Gewimmel; Gewirr; Gewühl; Lebendigkeit; Lebhaftigkeit; Regsamkeit; Rummel; Spektakel; Trara; Treiben; Trubel; reges Leben
rommel Chaos; Durcheinander; Rummel; Wirrwarr Abfall; Chaos; Durcheinander; Kram; Krempel; Krimskrams; Müll; Pfuscherei; Sauwirtschaft; Schmiererei; Schund; Schutthaufen; Sudelei; Trümmerhaufen; Wirrwarr; Zeug; wertloses Zeug
rumoer Andrang; Aufruhr; Beschäftigung; Betrieb; Betriebsamkeit; Emsigkeit; Gebrüll; Gedränge; Gedrängtheit; Geschäftigkeit; Geselligkeit; Getreibe; Getue; Getöse; Gewimmel; Gewirr; Gewühl; Krach; Lebendigkeit; Lebhaftigkeit; Lärm; Radau; Regsamkeit; Rummel; Skandal; Spektakel; Spuk; Strudel; Trara; Treiben; Trubel; Tumult; Umtrieb; reges Leben; starkeVerkehr Aufruhr; Betrieb; Geräusch; Getreibe; Gewirr; Krach; Radau; Spektakel; Trara; Trubel; Tumult
spektakel Andrang; Aufruhr; Betrieb; Krach; Lärm; Radau; Rummel; Skandal; Spektakel; Spuk; Strudel; Trubel; Tumult; Umtrieb; starkeVerkehr Schauspiel; Spektakel
toeloop Betrieb; Emsigkeit; Gedränge; Gedrängtheit; Getreibe; Getue; Gewimmel; Gewirr; Gewühl; Rummel; Treiben; Zulauf; reges Leben; starkeVerkehr Andrang; Ansturm; Gedränge; Gewühl; Masse; Menge; Schar; Schwarm; Trupp; Volksmenge
toevloed Betrieb; Gedränge; Gedrängtheit; Getreibe; Rummel; Zulauf; reges Leben; starkeVerkehr
troep Chaos; Durcheinander; Rummel; Wirrwarr Ansammlung; Bande; Chaos; Durcheinander; Gedränge; Gemenge; Getreibe; Haufen; Herde; Horde; Kram; Masse; Menge; Menschenmenge; Meute; Pfuscherei; Rommel; Sauwirtschaft; Schar; Schmiererei; Schutthaufen; Schwarm; Schweinerei; Sudelei; Trupp; Trümmerhaufen; Volksmenge; Wirrwarr; Zusammenrottung
tumult Andrang; Beschäftigung; Betriebsamkeit; Emsigkeit; Gebrüll; Gedränge; Gedrängtheit; Geschäftigkeit; Geselligkeit; Getreibe; Getue; Getöse; Gewimmel; Gewirr; Gewühl; Lebendigkeit; Lebhaftigkeit; Regsamkeit; Rummel; Spektakel; Trara; Treiben; Trubel; reges Leben Aufruhr; Krach; Lärm; Radau; Spektakel; Trara; Trubel; Tumult
veel mensen Emsigkeit; Gedränge; Getreibe; Getue; Gewimmel; Gewirr; Gewühl; Rummel; Treiben
warboel Chaos; Durcheinander; Rummel; Wirrwarr Irrgarten; Labyrinth
warhoop Chaos; Durcheinander; Rummel; Wirrwarr
warwinkel Chaos; Durcheinander; Rummel; Wirrwarr
zootje Chaos; Durcheinander; Rummel; Wirrwarr Chaos; Durcheinander; Gewirr; Pfuscherei; Sauwirtschaft; Schmiererei; Schutthaufen; Sudelei; Trümmerhaufen; Unordnung; Verwirrung; Verworrenheit; Verwüstung; Wirbel; Wirrwarr
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
leven arbeiten; besteht; dasein; existieren; fortbestehen; funktionieren; leben; tun; vorgehen; wohnen

Synoniemen voor "Rummel":


Wiktionary: Rummel

Cross Translation:
FromToVia
• Rummel → jaarbeurs; kermis; markt; bazaar; marktplaats ↔ foire — assemblée considérable et publique qui se tient en temps et lieu désignés d’avance, où tous les marchands peuvent étaler et vendre des objets de leur commerce.







Uw gratis, snelle en simpele vertaal woordenboek

Copyright © 2000-2024 Interglot ®

Pagina gepresenteerd in 0.1066 seconde
Page rendered in 1.0 seconds