Overzicht


Duits

Uitgebreide vertaling voor Reisig (Duits) in het Nederlands

Reisig:

Reisig [der ~] zelfstandig naamwoord

  1. der Reisig (Ausläufer; Böcke; Sessel)
    nieuwe twijgen; de knoppen; de scheuten; de uitlopers
  2. der Reisig (Reisigholz)
    het rijshout
    • rijshout [het ~] zelfstandig naamwoord

Reisig [das ~] zelfstandig naamwoord

  1. Reisig
    het sprokkelhout

Vertaal Matrix voor Reisig:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
knoppen Ausläufer; Böcke; Reisig; Sessel Schalter; Schlaaterr
nieuwe twijgen Ausläufer; Böcke; Reisig; Sessel
rijshout Reisig; Reisigholz
scheuten Ausläufer; Böcke; Reisig; Sessel Schmerzensstiche; Setzlinge; Sprößlinge; Stecklinge
sprokkelhout Reisig
uitlopers Ausläufer; Böcke; Reisig; Sessel

Verwante vertalingen van Reisig