Raum in het Nederlands vertaald uit het Duits

Overzicht

Duits naar Nederlands: Meer gegevens...

Raum:
- kamer; ruimte in een gebouw; vertrekken; vertrek; grote kamer; zaal; ruimte; aparte vergaderruimte; faciliteit
Wiktionary:
- Raum → kamer, ruimte
- Raum → slaapkamer, regio, gebied, streek, ruimte, kamer, vertrek, zaal, lokaal, bestek, speling, wereldruim, plaats

Duits

Uitgebreide vertaling voor Raum (Duits) in het Nederlands

der Raum (Räumlichkeit; Zimmer; Kammer; Saal; Lokalität; Halle; Platz)
de kamer; ruimte in een gebouw; het vertrekken; het vertrek
- kamer [de ~] zelfstandig naamwoord
- ruimte in een gebouw [znw.] zelfstandig naamwoord
- vertrekken [het ~] zelfstandig naamwoord
- vertrek [het ~] zelfstandig naamwoord
der Raum (großes Zimmer; Saal; Halle; Zimmer; Sporthalle; Räumlichkeit; Kammer)
grote kamer; de zaal
- grote kamer [znw.] zelfstandig naamwoord
- zaal [de ~] zelfstandig naamwoord
der Raum (Gruppenraum)
de ruimte; aparte vergaderruimte
- ruimte [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
- aparte vergaderruimte
der Raum
de ruimte
- ruimte [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
der Raum
de faciliteit
- faciliteit [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
faciliteit	Raum	Fazilität; Komfort
grote kamer	Halle; Kammer; Raum; Räumlichkeit; Saal; Sporthalle; Zimmer; großes Zimmer
kamer	Halle; Kammer; Lokalität; Platz; Raum; Räumlichkeit; Saal; Zimmer	Generalstaatenkammer; Kammer
ruimte	Gruppenraum; Raum	All; Universum; Weltall; Weltraum
ruimte in een gebouw	Halle; Kammer; Lokalität; Platz; Raum; Räumlichkeit; Saal; Zimmer
vertrek	Halle; Kammer; Lokalität; Platz; Raum; Räumlichkeit; Saal; Zimmer	Abfahrt; Abreise
vertrekken	Halle; Kammer; Lokalität; Platz; Raum; Räumlichkeit; Saal; Zimmer	Abfahren; Abreisen; Fortgehen; Gehen; Verlassen; Weg gehen; Weggehen; Zimmer
zaal	Halle; Kammer; Raum; Räumlichkeit; Saal; Sporthalle; Zimmer; großes Zimmer
Werkwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
vertrekken		abfahren; abreisen; aufbrechen; ausfahren; ausscheiden; austreten; einfetten; einschiffen; einschmieren; fetten; fortfahren; fortgehen; fortreisen; losfahren; schmieren; seineZelteabbrechen; verlassen; wegfahren; weggehen; wegreisen; ölen
Not Specified	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
aparte vergaderruimte	Gruppenraum; Raum

Raum

noun

Cross Translation:

From	To	Via
• Raum	→ slaapkamer	↔ chamber — bedroom
• Raum	→ regio; gebied; streek	↔ region — any considerable and connected part of a space or surface
• Raum	→ ruimte; kamer; vertrek	↔ room — space
• Raum	→ ruimte; kamer; zaal; vertrek	↔ room — division in a building
• Raum	→ ruimte	↔ space — physical extent in two or three dimensions
• Raum	→ kamer; lokaal; vertrek	↔ chambre — Toute pièce habitable d’une maison et principalement une chambre à coucher.
• Raum	→ bestek; speling; ruimte; wereldruim	↔ espace — typo\|fr Petites pièces de fonte, plus basses que la lettre qui servir à séparer les mots l’un de l’autre.
• Raum	→ kamer; plaats	↔ pièce — Partie d’un logement
• Raum	→ kamer; lokaal; vertrek	↔ salle — pièce d’un bâtiment.