Rückgang in het Nederlands vertaald uit het Duits

Remove Ads

Overzicht

Duits naar Nederlands: Meer gegevens...

Rückgang:
- vermindering; afname; teruggang; terugloop; daling; minder worden; val; besparing; kostenbesparing; inkrimping; besnoeiing; verkorting; bezuiniging; bekorting; achteruitgang; verval; inzinking; afnames; vervallingen; atavisme; bederf; verrotting
Wiktionary:
- Rückgang → daling
- Rückgang → verzwakking, afname, verval, achteruitgang

Duits

Uitgebreide vertaling voor Rückgang (Duits) in het Nederlands

Rückgang:

Rückgang [der ~] zelfstandig naamwoord

der Rückgang (Abnahme; Verminderung; Verringerung)
de vermindering; de afname; de teruggang; de terugloop; de daling
- vermindering [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
- afname [de ~] zelfstandig naamwoord
- teruggang [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
- terugloop [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
- daling [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
der Rückgang (Abnahme; Fallen; Senkung; Schrumpfung; Sinken)
minder worden; de afname; de terugloop; de val; de daling
- minder worden [znw.] zelfstandig naamwoord
- afname [de ~] zelfstandig naamwoord
- terugloop [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
- val [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
- daling [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
der Rückgang (Kostenersparnis; Einsparung; Verminderung; Senkung; Verringerung)
de besparing; de kostenbesparing; de inkrimping; de besnoeiing; de verkorting; de bezuiniging; de bekorting
- besparing [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
- kostenbesparing [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
- inkrimping [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
- besnoeiing [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
- verkorting [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
- bezuiniging [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
- bekorting [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
der Rückgang (Verfall; Niedergang; Untergang)
de achteruitgang; het verval
- achteruitgang [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
- verval [het ~] zelfstandig naamwoord
der Rückgang (Rückfall; Zusammenbruch; Depression; Schwäche; Flaute; Einstürzen; Einsturz; Niedergang)
de achteruitgang; de inzinking
- achteruitgang [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
- inzinking [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
der Rückgang (Rücklauf)
afnames; vervallingen
- afnames [znw.] zelfstandig naamwoord
- vervallingen [znw.] zelfstandig naamwoord
der Rückgang (Rückläufe; Rückschlag; Rücklauf; Rückgänge)
het atavisme; de terugloop
- atavisme [het ~] zelfstandig naamwoord
- terugloop [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
der Rückgang (Verwesung; Abstieg; Verfall; Schimmel; Verschlechterung; Fäule; Verderb; Verluderung)
het bederf; de verrotting
- bederf [het ~] zelfstandig naamwoord
- verrotting [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor Rückgang:

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
achteruitgang	Depression; Einsturz; Einstürzen; Flaute; Niedergang; Rückfall; Rückgang; Schwäche; Untergang; Verfall; Zusammenbruch
afname	Abnahme; Fallen; Rückgang; Schrumpfung; Senkung; Sinken; Verminderung; Verringerung	Abnahme; Akquisition; Ankauf; Aquisition; Erwerb; Erwerbung; Kauf; Verminderung; weniger werden
afnames	Rückgang; Rücklauf
atavisme	Rückgang; Rückgänge; Rücklauf; Rückläufe; Rückschlag
bederf	Abstieg; Fäule; Rückgang; Schimmel; Verderb; Verfall; Verluderung; Verschlechterung; Verwesung	Abfaulen; Auflösung; Verfall; Verwesung
bekorting	Einsparung; Kostenersparnis; Rückgang; Senkung; Verminderung; Verringerung
besnoeiing	Einsparung; Kostenersparnis; Rückgang; Senkung; Verminderung; Verringerung	Beschneidung; Kürzung
besparing	Einsparung; Kostenersparnis; Rückgang; Senkung; Verminderung; Verringerung
bezuiniging	Einsparung; Kostenersparnis; Rückgang; Senkung; Verminderung; Verringerung	Aussparung; Einsparung; Ersparnis; Ersparung
daling	Abnahme; Fallen; Rückgang; Schrumpfung; Senkung; Sinken; Verminderung; Verringerung	Abstieg
inkrimping	Einsparung; Kostenersparnis; Rückgang; Senkung; Verminderung; Verringerung	Beschneidung; Einschränkung; Einsparung; Verminderung
inzinking	Depression; Einsturz; Einstürzen; Flaute; Niedergang; Rückfall; Rückgang; Schwäche; Zusammenbruch
kostenbesparing	Einsparung; Kostenersparnis; Rückgang; Senkung; Verminderung; Verringerung
minder worden	Abnahme; Fallen; Rückgang; Schrumpfung; Senkung; Sinken	Abnahme; Verminderung; weniger werden
teruggang	Abnahme; Rückgang; Verminderung; Verringerung
terugloop	Abnahme; Fallen; Rückgang; Rückgänge; Rücklauf; Rückläufe; Rückschlag; Schrumpfung; Senkung; Sinken; Verminderung; Verringerung
val	Abnahme; Fallen; Rückgang; Schrumpfung; Senkung; Sinken	Fall; Falle; Fallen; Hinterhalt; Stürzen; Untergang; Zusammenbruch; während der Landung aufsetzen
verkorting	Einsparung; Kostenersparnis; Rückgang; Senkung; Verminderung; Verringerung
vermindering	Abnahme; Rückgang; Verminderung; Verringerung	Abgang; Abnahme; Abschwächung; Abzug; Herabsetzung; Lagerabgang; Reduktion; Reduzierung; Verminderung; Verringerung; weniger werden
verrotting	Abstieg; Fäule; Rückgang; Schimmel; Verderb; Verfall; Verluderung; Verschlechterung; Verwesung
verval	Niedergang; Rückgang; Untergang; Verfall	Entartung; Verderb; Verfall; Verluderung
vervallingen	Rückgang; Rücklauf
Werkwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
minder worden		abbauen; abschwächen; beschränken; einschrumpfen; einschränken; fallen; fortnehmen; geringer werden; herabmindern; herabsetzen; kürzen; mindern; nachlassen; reduzieren; schlechter werden; schmälern; schrumpfen; schwinden; schwächen; setzen; sinken; sparen; verknappen; vermindern; verringern; versiegen; wegnehmen; weniger werden; zurückgehen; zusammengehen

Synoniemen voor "Rückgang":

Regression; Rückbildung; Rückführung; Rückschritt
Abbau; Abfall; Abnahme; Beschneidung; Dekreszenz; Dämpfung; Einbuße; Minderung; Nachlassen; Reduktion; Reduzierung; Schwund; Verminderung; Verringerung
Rückentwicklung

Wiktionary: Rückgang

Rückgang

noun

het dalen, het lager worden
- daling → Abnahme; Verringerung; Rückgang

Cross Translation:

From	To	Via
• Rückgang	→ verzwakking; afname; verval; achteruitgang	↔ decline — weakening

Remove Ads

Vertaal Rückgang van Duits naar Nederlands

Uitgebreide vertaling voor Rückgang (Duits) in het Nederlands

Rückgang:

Rückgang [der ~] zelfstandig naamwoord

der Rückgang (Abnahme; Verminderung; Verringerung)

der Rückgang (Abnahme; Fallen; Senkung; Schrumpfung; Sinken)

der Rückgang (Kostenersparnis; Einsparung; Verminderung; Senkung; Verringerung)

der Rückgang (Verfall; Niedergang; Untergang)

der Rückgang (Rückfall; Zusammenbruch; Depression; Schwäche; Flaute; Einstürzen; Einsturz; Niedergang)

der Rückgang (Rücklauf)

der Rückgang (Rückläufe; Rückschlag; Rücklauf; Rückgänge)

der Rückgang (Verwesung; Abstieg; Verfall; Schimmel; Verschlechterung; Fäule; Verderb; Verluderung)

Vertaal Matrix voor Rückgang:

Synoniemen voor "Rückgang":

Wiktionary: Rückgang