Overzicht
Duits naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. Putzen:
  2. Wiktionary:


Duits

Uitgebreide vertaling voor Putzen (Duits) in het Nederlands

Putzen:

Putzen [das ~] zelfstandig naamwoord

  1. Putzen (Saubermachen; Reinigen)
    de schoonmaak; reinigen; het schoonmaken; de reiniging; de zuivering; kuising; de opruiming

Vertaal Matrix voor Putzen:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
kuising Putzen; Reinigen; Saubermachen Reinigung; Säuberung
opruiming Putzen; Reinigen; Saubermachen Ausverkauf; Saisonausverkauf; Saisonschlußverkauf; Schlußverkauf
reinigen Putzen; Reinigen; Saubermachen Reinigen; Reinigung; Sauber machen; Säuberung; Waschen
reiniging Putzen; Reinigen; Saubermachen Reinigung; Säuberung
schoonmaak Putzen; Reinigen; Saubermachen Reinigung; Säuberung
schoonmaken Putzen; Reinigen; Saubermachen Reinigung; Säuberung
zuivering Putzen; Reinigen; Saubermachen Entseuchung; Reinigung; Säuberung
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
reinigen abtreiben; aufklären; aufräumen; ausmisten; ausräumen; klären; läutern; putzen; reinigen; reinmachen; saubermachen; säubern
schoonmaken aufräumen; ausmisten; ausräumen; putzen; reinigen; reinmachen; saubermachen; säubern

Wiktionary: Putzen


Cross Translation:
FromToVia
Putzen zuivering purge — the act of purging

Verwante vertalingen van Putzen