Party in het Nederlands vertaald uit het Duits

Overzicht

Duits naar Nederlands: Meer gegevens...

Party:
- ceremonie; feestelijkheid; feest; viering; festiviteit; fuif; dansfeest; bal
Wiktionary:
- Party → fuif
- Party → feest, party, viering

Duits

Uitgebreide vertaling voor Party (Duits) in het Nederlands

die Party (Festlichkeit; Feier; Fete; Vierung; Feierlichkeit; Zeremonie; Empfänge; Stattlichkeit)
de ceremonie; de feestelijkheid; het feest; de viering; de festiviteit
- ceremonie [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
- feestelijkheid [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
- feest [het ~] zelfstandig naamwoord
- viering [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
- festiviteit [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
die Party (Fete)
de fuif
- fuif [de ~] zelfstandig naamwoord
die Party (Tanzfest; Ball)
het dansfeest; het bal
- dansfeest [het ~] zelfstandig naamwoord
- bal [het ~] zelfstandig naamwoord

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
bal	Ball; Party; Tanzfest	Ball; Fußball; Gala; Galaball; Hofball; Knoten von Wolle; glanzvolle Fest
ceremonie	Empfänge; Feier; Feierlichkeit; Festlichkeit; Fete; Party; Stattlichkeit; Vierung; Zeremonie	Feier; Feierlichkeit; Festlichkeit; Formalität; Förmlichkeit; Pracht; Protokoll; Prozession; Stattlichkeit; Vierung; Zeremonie
dansfeest	Ball; Party; Tanzfest
feest	Empfänge; Feier; Feierlichkeit; Festlichkeit; Fete; Party; Stattlichkeit; Vierung; Zeremonie	Bankett; Fest; Festessen; Festival; Galadiner; Musikfest; festlicheMaal
feestelijkheid	Empfänge; Feier; Feierlichkeit; Festlichkeit; Fete; Party; Stattlichkeit; Vierung; Zeremonie	Festtreiben; Festtrubel
festiviteit	Empfänge; Feier; Feierlichkeit; Festlichkeit; Fete; Party; Stattlichkeit; Vierung; Zeremonie
fuif	Fete; Party
viering	Empfänge; Feier; Feierlichkeit; Festlichkeit; Fete; Party; Stattlichkeit; Vierung; Zeremonie	Fest; Festlichkeit

Party

noun

(privates oder öffentliches) geselliges, meist abendliches Treffen, (private oder öffentliche) zwanglose Feier
- Party → fuif

Party

noun

Cross Translation:

From	To	Via
• Party	→ feest; party; viering	↔ party — social gathering