Overzicht
Duits naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. Oberhaupt:
  2. Wiktionary:


Duits

Uitgebreide vertaling voor Oberhaupt (Duits) in het Nederlands

Oberhaupt:

Oberhaupt [das ~] zelfstandig naamwoord

  1. Oberhaupt (Chef; Fürst; Herr; )
    de baas; de superieur; de meester; de meerdere; de patroon
    • baas [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • superieur [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • meester [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • meerdere [de ~] zelfstandig naamwoord
    • patroon [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor Oberhaupt:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
baas Chef; Fürst; Gebieter; Haupt; Herr; Herrscher; Oberhaupt; Vorgesetzte; Vorsteher Boss; Chef; Führer; Gebieter; Gewalthaber; Hauptmann; Herrscher; Vorgesetzte; Vorsteher
meerdere Chef; Fürst; Gebieter; Haupt; Herr; Herrscher; Oberhaupt; Vorgesetzte; Vorsteher Klosteroberin; Klostervorsteherin
meester Chef; Fürst; Gebieter; Haupt; Herr; Herrscher; Oberhaupt; Vorgesetzte; Vorsteher Altmeister; Ausbilder; Erzieher; Führer; Gebieter; Gewalthaber; Herr Lehrer; Herrscher; Jurist; Lehrer; Lehrkraft; Lehrmeister; Maestro; Maschinemeister; Maschinist; Meister; Rechtsanwalt; Rechtsgelehrte; Rechtskundige; Schulmeister; Zunftmeister
patroon Chef; Fürst; Gebieter; Haupt; Herr; Herrscher; Oberhaupt; Vorgesetzte; Vorsteher Dessin; Kugelpatrone; Modellblatt; Motiv; Muster; Schnittmuster; Schutzpatron; Zeichnung
superieur Chef; Fürst; Gebieter; Haupt; Herr; Herrscher; Oberhaupt; Vorgesetzte; Vorsteher Klosteroberin; Klostervorsteherin
Bijvoeglijk NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
superieur ausgezeichnet; hervorragend; sublim; vollkommen; vortrefflich; vorzüglich
Not SpecifiedVerwante vertalingenAndere vertalingen
patroon Muster
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
meerdere mehrere; unterschiedliche; verschiedenartige; verschiedene

Synoniemen voor "Oberhaupt":


Wiktionary: Oberhaupt

Oberhaupt
noun
  1. leider van een stam

Cross Translation:
FromToVia
Oberhaupt hoofd; bazin; baas; leider; leidster; cheffin; chef head — leader or chief
Oberhaupt hoofd; aanvoerder; baas; chef; opperhoofd chef — Celui ou celle qui être à la tête d’un corps, d’une assemblée, etc., qui y a le premier rang et la principale autorité.