Overzicht
Duits naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. Netz:
  2. Wiktionary:


Duits

Uitgebreide vertaling voor Netz (Duits) in het Nederlands

Netz:

Netz [das ~] zelfstandig naamwoord

  1. Netz (Fangnetz; Geflecht)
    het netwerk; de net
    • netwerk [het ~] zelfstandig naamwoord
    • net [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
  2. Netz (Netzwerk)
    het netwerk
    • netwerk [het ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor Netz:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
net Fangnetz; Geflecht; Netz Fernsehkanal
netwerk Fangnetz; Geflecht; Netz; Netzwerk Netzwerk
Bijvoeglijk NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
net akkurat; anständig; eigen; eingehend; genau; gerade; gerade eben; gewissenhaft; haargenau; keusch; korrekt; neulich; pünktlich; rein; richtig; sicher; sittsam; sorgfältig; vorhin; züchtig

Synoniemen voor "Netz":


Wiktionary: Netz


Cross Translation:
FromToVia
Netz net net — mesh of string, cord or rope
Netz net net — device for catching fish, butterflies etc.
Netz net net — anything that has the appearance of a net
Netz netwerk; net net — interconnecting system
Netz strikken; valstrik; val net — figurative: trap
Netz net réseauensemble d’objets ou de personnes connectés ou maintenus en liaison.