Mehrheit in het Nederlands vertaald uit het Duits

Overzicht

Duits naar Nederlands: Meer gegevens...

Mehrheit:
- grootste deel; gros; merendeel; meerderheid; superioriteit; overwicht; overmacht; force majeure
Wiktionary:
- Mehrheit → meerderheid
- Mehrheit → meerderheid, merendeel, gros

Duits

Uitgebreide vertaling voor Mehrheit (Duits) in het Nederlands

die Mehrheit (größten Teils; Mehrzahl)
grootste deel; het gros; het merendeel; de meerderheid
- grootste deel [znw.] zelfstandig naamwoord
- gros [het ~] zelfstandig naamwoord
- merendeel [het ~] zelfstandig naamwoord
- meerderheid [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
die Mehrheit (Übermacht; Majorität; Überzahl; Superiorität)
de superioriteit; het overwicht; de overmacht
- superioriteit [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
- overwicht [het ~] zelfstandig naamwoord
- overmacht [de ~] zelfstandig naamwoord
die Mehrheit (höhere Gewalt; Übermacht; Majorität; Überlegenheit; Vorherrschaft; Souveränität; Überzahl; Superiorität)
force majeure; de overmacht
- force majeure [znw.] zelfstandig naamwoord
- overmacht [de ~] zelfstandig naamwoord

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
force majeure	Majorität; Mehrheit; Souveränität; Superiorität; Vorherrschaft; höhere Gewalt; Überlegenheit; Übermacht; Überzahl
grootste deel	Mehrheit; Mehrzahl; größten Teils
gros	Mehrheit; Mehrzahl; größten Teils
meerderheid	Mehrheit; Mehrzahl; größten Teils
merendeel	Mehrheit; Mehrzahl; größten Teils	Mehrzahl
overmacht	Majorität; Mehrheit; Souveränität; Superiorität; Vorherrschaft; höhere Gewalt; Überlegenheit; Übermacht; Überzahl
overwicht	Majorität; Mehrheit; Superiorität; Übermacht; Überzahl	Übergewicht
superioriteit	Majorität; Mehrheit; Superiorität; Übermacht; Überzahl
Bijwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
merendeel		größtenteils; meistenteils

Mehrheit

noun

een groep die binnen een groter geheel in aantal meer dan de helft uitmaakt
- meerderheid → Mehrheit; Mehrzahl; Überzahl

Cross Translation:

From	To	Via
• Mehrheit	→ meerderheid; merendeel	↔ majority — more than half
• Mehrheit	→ meerderheid; gros; merendeel	↔ majorité — pluralité des votants, des suffrages, dans une assemblée délibérante, dans un corps politique.