Duits
Uitgebreide vertaling voor Lebendigkeit (Duits) in het Nederlands
Lebendigkeit:
-
die Lebendigkeit (Emsigkeit; Gewühl; Beschäftigung; Geschäftigkeit; Treiben; Betriebsamkeit; Regsamkeit; Gedränge; Getöse; Lebhaftigkeit; Gewimmel; Spektakel; Gebrüll; Trara; reges Leben; Rummel; Getreibe; Trubel; Andrang; Gewirr; Getue; Geselligkeit; Gedrängtheit)
het pandemonium; de opschudding; de heksenketel; de beroering; het leven; de drukte; het lawaai; het rumoer; het geraas; het tumult; de heibel
Vertaal Matrix voor Lebendigkeit:
Synoniemen voor "Lebendigkeit":
Computer vertaling door derden: