Duits

Uitgebreide vertaling voor Kontakt (Duits) in het Nederlands

Kontakt:

Kontakt [der ~] zelfstandig naamwoord

  1. der Kontakt (Berührung)
    het contact; de aanraking
    • contact [het ~] zelfstandig naamwoord
    • aanraking [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
  2. der Kontakt (Anschluß; Verbindung; Beziehung; Berührung; Bindeglied)
    het contact; de verbinding; de aansluiting; de connectie
  3. der Kontakt (Fühlung)
    het contact; de voeling
    • contact [het ~] zelfstandig naamwoord
    • voeling [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
  4. der Kontakt (soziales Verhalten; Umgang)
    omgaan met mensen; de omgang
  5. der Kontakt (Docht; Zündung; Lunte; )
    de ontsteking; de lont
    • ontsteking [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
    • lont [de ~] zelfstandig naamwoord
  6. der Kontakt
    het contact; de contactpersoon
  7. der Kontakt (Geschäftskontakt)
    de contactpersoon

Vertaal Matrix voor Kontakt:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
aanraking Berührung; Kontakt
aansluiting Anschluß; Berührung; Beziehung; Bindeglied; Kontakt; Verbindung Anschluß; Beziehung; Bindung; Einheitlichkeit; Gemeinschaft; Telefonanschluß; Verband; Verbindung; Zusammenhang
connectie Anschluß; Berührung; Beziehung; Bindeglied; Kontakt; Verbindung Anschluß; Beziehung; Binde; Bindung; Einheitlichkeit; Gemeinschaft; Konnex; Konnexion; Verband; Verbindung; Vertrag; Zusammenhang
contact Anschluß; Berührung; Beziehung; Bindeglied; Fühlung; Kontakt; Verbindung Berührung
contactpersoon Geschäftskontakt; Kontakt Kontaktperson
lont Docht; Entzündung; Flamme; Kerzendocht; Kontakt; Lunte; Zündschnur; Zündung
omgaan met mensen Kontakt; Umgang; soziales Verhalten
omgang Kontakt; Umgang; soziales Verhalten Gemeinschaft; Geslechtsverkehr; Runde; Rundgang; Rundgänge; Rundläufe; Sexualverkehr; Umgang; Umgänge; Umzüge; seine Runde machen
ontsteking Docht; Entzündung; Flamme; Kerzendocht; Kontakt; Lunte; Zündschnur; Zündung Ansteckung; Entzündung; Infektion
verbinding Anschluß; Berührung; Beziehung; Bindeglied; Kontakt; Verbindung Anschluß; Beziehung; Bindung; Einheitlichkeit; Gemeinschaft; Kombination; Kontext; Kopplung; Verband; Verbindung; Zusammenfügung; Zusammenhang; Zusammenlegung; Zusammenschluß; Zusammenschweißung
voeling Fühlung; Kontakt

Synoniemen voor "Kontakt":


Wiktionary: Kontakt

Kontakt
noun
  1. het aanraken
  2. een toestand waarbij twee voorwerpen elkaar raken
  3. onderlinge communicatie
  4. een contactpersoon
  5. een verbinding van twee elektrische geleidingen
  6. een elektrische schakelaar
  7. de grens tussen stollings- en nevengesteente
  8. iemand waarmee men zakelijke contacten onderhoudt

Cross Translation:
FromToVia
Kontakt contact contact — an act of touching physically
Kontakt contact contact — an establishment of communication
Kontakt contact; blootstelling exposure — condition
Kontakt contact; aanraking; voeling contactaction de toucher physiquement.

Computer vertaling door derden:

Verwante vertalingen van Kontakt