Overzicht
Duits naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. Knüppel:
  2. Wiktionary:


Duits

Uitgebreide vertaling voor Knüppel (Duits) in het Nederlands

Knüppel:

Knüppel [der ~] zelfstandig naamwoord

  1. der Knüppel
    de knoet; de knuppel
    • knoet [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • knuppel [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
  2. der Knüppel (Totschläger; Knute; Keule)
    de ploertendoder; de knuppel; de knots

Vertaal Matrix voor Knüppel:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
knoet Knüppel Dutt; Haarknoten; Knoten; Knäuel; Knötchen; Strähne
knots Keule; Knute; Knüppel; Totschläger
knuppel Keule; Knute; Knüppel; Totschläger
ploertendoder Keule; Knute; Knüppel; Totschläger
Bijvoeglijk NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
knots bekloppt; bescheuert; blöd; blöde; blödsinnig; dämlich; geisteskrank; geistesschwach; gestört; hirnverbrannt; idiotenhaft; idiotisch; irre; irrsinnig; lächerlich; närrisch; plemplem; unsinnig; unvernünftig; verrückt; verstört; wahnsinnig; übergeschnappt

Synoniemen voor "Knüppel":


Wiktionary: Knüppel

Knüppel
noun
  1. korte dikke stok, bedoeld om lijfstraf mee uit te delen

Cross Translation:
FromToVia
Knüppel knuppel bludgeon — short heavy club
Knüppel knuppel cudgel — a short heavy club with a rounded head used as a weapon