Duits

Uitgebreide vertaling voor Kästchen (Duits) in het Nederlands

Kästchen:

Kästchen [das ~] zelfstandig naamwoord

  1. Kästchen (Schrank; Schränkchen; Kisten; Kistchen; Schrein)
    de kast; het kabinetje; het kastje
    • kast [de ~] zelfstandig naamwoord
    • kabinetje [het ~] zelfstandig naamwoord
    • kastje [het ~] zelfstandig naamwoord
  2. Kästchen (Kiste)
    het kratje; het kistje
    • kratje [het ~] zelfstandig naamwoord
    • kistje [het ~] zelfstandig naamwoord
  3. Kästchen (Döschen; Schachtel; Päckchen)
    het doosje; kleine opbergdoos
  4. Kästchen (Kostüm; Päckchen; Paket; )
    de pak; het herenkostuum
    • pak [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • herenkostuum [het ~] zelfstandig naamwoord
  5. Kästchen (Stück; Päckchen; Bund; )
    de tranche; de plak; de moot
    • tranche [de ~] zelfstandig naamwoord
    • plak [de ~] zelfstandig naamwoord
    • moot [de ~] zelfstandig naamwoord
  6. Kästchen (Schrein)
    de schrijn; relikwiehouder

Vertaal Matrix voor Kästchen:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
doosje Döschen; Kästchen; Päckchen; Schachtel Scheide; Vagina
herenkostuum Bund; Bündel; Kostüm; Kästchen; Paket; Postpaket; Päckchen; kleinePaket
kabinetje Kistchen; Kisten; Kästchen; Schrank; Schrein; Schränkchen
kast Kistchen; Kisten; Kästchen; Schrank; Schrein; Schränkchen
kastje Kistchen; Kisten; Kästchen; Schrank; Schrein; Schränkchen
kistje Kiste; Kästchen
kleine opbergdoos Döschen; Kästchen; Päckchen; Schachtel
kratje Kiste; Kästchen
moot Bund; Bündel; Kostüm; Kästchen; Paket; Postpaket; Päckchen; Stück
pak Bund; Bündel; Kostüm; Kästchen; Paket; Postpaket; Päckchen; kleinePaket Anzug; Bund; Bündel; Kostüm; Paket; Smoking
plak Bund; Bündel; Kostüm; Kästchen; Paket; Postpaket; Päckchen; Stück Leim; Medaille; Orden; Riegel; Stange; Tafel
relikwiehouder Kästchen; Schrein
schrijn Kästchen; Schrein
tranche Bund; Bündel; Kostüm; Kästchen; Paket; Postpaket; Päckchen; Stück

Synoniemen voor "Kästchen":