Overzicht
Duits naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. Johlen:


Duits

Uitgebreide vertaling voor Johlen (Duits) in het Nederlands

Johlen:

Johlen [das ~] zelfstandig naamwoord

  1. Johlen (Hohngelächter; Gejohle; Spott; )
    het hoongelach; de hoon
    • hoongelach [het ~] zelfstandig naamwoord
    • hoon [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
  2. Johlen
    gejouw
    • gejouw [znw.] zelfstandig naamwoord
  3. Johlen
    joelen
    • joelen [znw.] zelfstandig naamwoord
  4. Johlen (Zetergeschrei; Schreien; Gepolter; )
    het getier; gescheld
    • getier [het ~] zelfstandig naamwoord
    • gescheld [znw.] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor Johlen:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
gejouw Johlen
gescheld Gebrüll; Gegröle; Gejohle; Gepolter; Geschimpfe; Johlen; Schreien; Zetergeschrei Gemecker; Genörgel; Geschimpfe; Schimpferei; Schimpfkanonade
getier Gebrüll; Gegröle; Gejohle; Gepolter; Geschimpfe; Johlen; Schreien; Zetergeschrei
hoon Gejohle; Gespött; Hohngelächter; Johlen; Lästerung; Schande; Schmähung; Spott; Verhöhnung; Verleumdung; Verspottung Gespött; Hohn; Spott; Spöttelei; Spötterei
hoongelach Gejohle; Gespött; Hohngelächter; Johlen; Lästerung; Schande; Schmähung; Spott; Verhöhnung; Verleumdung; Verspottung
joelen Johlen
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
joelen ausschimpfen; brüllen; herausschreien; jauchzen; johlen; jubeln; lautauf schreien; schreien; toben