Home ->Woordenboeken ->Duits/Nederlands ->Vertaal Infektionskrankheit

Vertaal Infektionskrankheit van Duits naar Nederlands

Overzicht

Duits naar Nederlands: Meer gegevens...

Infektionskrankheit:
- infectieziekte
Wiktionary:
- Infektionskrankheit → infectieziekte
- Infektionskrankheit → ziekte, epidemie

Duits

Uitgebreide vertaling voor Infektionskrankheit (Duits) in het Nederlands

Infektionskrankheit:

Infektionskrankheit [die ~] zelfstandig naamwoord

die Infektionskrankheit (Ansteckungskrankheit)
de infectieziekte
- infectieziekte [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor Infektionskrankheit:

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
infectieziekte	Ansteckungskrankheit; Infektionskrankheit

Synoniemen voor "Infektionskrankheit":

Epidemie; Gottesgeißel; Seuche; Volkskrankheit
Erkrankung; Krankheit; Leiden

Wiktionary: Infektionskrankheit

Infektionskrankheit

noun

Medizin: Krankheit, die durch Erreger verursacht wird
- Infektionskrankheit → infectieziekte

Cross Translation:

From	To	Via
• Infektionskrankheit	→ ziekte	↔ disease — an abnormal condition of the body causing discomfort or dysfunction
• Infektionskrankheit	→ epidemie	↔ épidémie — médecine\|fr maladie qui atteindre en même temps et dans le même lieu un grand nombre de personnes ou d'animaux.

Computer vertaling door derden: