Hof in het Nederlands vertaald uit het Duits

Overzicht

Duits naar Nederlands: Meer gegevens...

Hof:
- binnenplaats; cour; hof; erf; boerenerf; heem; vastgoed; onroerende goederen; onroerende zaken
Wiktionary:
- Hof → hof
- Hof → koer, hof, binnenruimte, paleis, hofhouding, binnenplaats, erf

Duits

Uitgebreide vertaling voor Hof (Duits) in het Nederlands

der Hof (Hinterhof; Innenhof)
de binnenplaats; de cour; de hof
- binnenplaats [de ~] zelfstandig naamwoord
- cour [de ~] zelfstandig naamwoord
- hof [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
der Hof (Bauernhof; Höfe; Gut)
de hof; het erf; het boerenerf; het heem
- hof [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
- erf [het ~] zelfstandig naamwoord
- boerenerf [het ~] zelfstandig naamwoord
- heem [het ~] zelfstandig naamwoord
der Hof (Immobilien; Gebäude; Haus; Grundstück; Landgut; Gut; Häuser; Güter; Höfe; Landsitz; Grundbesitz)
het vastgoed; onroerende goederen; onroerende zaken
- vastgoed [het ~] zelfstandig naamwoord
- onroerende goederen [znw.] zelfstandig naamwoord
- onroerende zaken [znw.] zelfstandig naamwoord

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
binnenplaats	Hinterhof; Hof; Innenhof
boerenerf	Bauernhof; Gut; Hof; Höfe
cour	Hinterhof; Hof; Innenhof
erf	Bauernhof; Gut; Hof; Höfe	Bezirk; Gebiet; Gelände; Grundstück; Gut; Revier; Territorium; Zone
heem	Bauernhof; Gut; Hof; Höfe	Haus und Herd; Heimat; Heimatboden; Heimatland
hof	Bauernhof; Gut; Hinterhof; Hof; Höfe; Innenhof	Gericht; Gerichtshof; Park; Parkanlage
onroerende goederen	Gebäude; Grundbesitz; Grundstück; Gut; Güter; Haus; Hof; Häuser; Höfe; Immobilien; Landgut; Landsitz
onroerende zaken	Gebäude; Grundbesitz; Grundstück; Gut; Güter; Haus; Hof; Häuser; Höfe; Immobilien; Landgut; Landsitz
vastgoed	Gebäude; Grundbesitz; Grundstück; Gut; Güter; Haus; Hof; Häuser; Höfe; Immobilien; Landgut; Landsitz	Grundbesitz; unbewegliche Güter

Hof

noun

de uitgebreide huishouding van een vorstelijke, bijvoorbeeld koninklijke familie
- hof → Hof; Königshof
een stuk bebouwd land of tuin
- hof → Hof; Bauernhof

Cross Translation:

From	To	Via
• Hof	→ koer; hof; binnenruimte	↔ court — enclosed space; a courtyard
• Hof	→ paleis	↔ court — residence of a sovereign, prince, nobleman, or ether dignitary
• Hof	→ hofhouding	↔ court — collective body of persons composing the retinue of a sovereign or person high in authority
• Hof	→ binnenplaats	↔ courtyard — unroofed walled area
• Hof	→ erf	↔ yard — land around a house