Herzlichkeit in het Nederlands vertaald uit het Duits

Overzicht

Duits naar Nederlands: Meer gegevens...

Herzlichkeit:
- hartelijkheid; vriendschappelijkheid; vriendelijkheid; aardigheid; grootmoedigheid; generositeit; edelmoedigheid; waarheidszin; hoffelijkheid; galanterie; wellevendheid; welgemeendheid

Duits

Uitgebreide vertaling voor Herzlichkeit (Duits) in het Nederlands

die Herzlichkeit (Freundschaftlichkeit; Freundlichkeit; Wohlwollen; Jovialität)
de hartelijkheid; de vriendschappelijkheid
- hartelijkheid [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
- vriendschappelijkheid [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
die Herzlichkeit (Freundlichkeit)
de vriendelijkheid; de aardigheid
- vriendelijkheid [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
- aardigheid [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
die Herzlichkeit (Edelmut; Größe; Großmut; Großherzigkeit; Gutherzigkeit; Weitherzigkeit)
de grootmoedigheid; de generositeit; de edelmoedigheid
- grootmoedigheid [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
- generositeit [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
- edelmoedigheid [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
die Herzlichkeit (Aufrichtigkeit; Offenheit; Gerechtigkeit; Ehrlichkeit; Geradheit; Offenherzigkeit; Wahrheitssinn)
de waarheidszin
- waarheidszin [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
die Herzlichkeit (Höflichkeit; Anstand; Freundlichkeit; Korrektheit; Gutartigkeit; Gutherzigkeit)
de hoffelijkheid; de galanterie; de wellevendheid
- hoffelijkheid [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
- galanterie [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
- wellevendheid [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
die Herzlichkeit (Wohlgemeintheit)
welgemeendheid
- welgemeendheid [znw.] zelfstandig naamwoord

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
aardigheid	Freundlichkeit; Herzlichkeit	Freude; Gefallen; Gefälligkeit; Genuß; Geschenk; Humor; Keckheit; Kleinigkeit; Lust; Scherz; Spaß; Späßchen; Streich; Ulk; Vergnügen; Witz; äusserung von Fröhlichkeit
edelmoedigheid	Edelmut; Großherzigkeit; Großmut; Größe; Gutherzigkeit; Herzlichkeit; Weitherzigkeit
galanterie	Anstand; Freundlichkeit; Gutartigkeit; Gutherzigkeit; Herzlichkeit; Höflichkeit; Korrektheit
generositeit	Edelmut; Großherzigkeit; Großmut; Größe; Gutherzigkeit; Herzlichkeit; Weitherzigkeit
grootmoedigheid	Edelmut; Großherzigkeit; Großmut; Größe; Gutherzigkeit; Herzlichkeit; Weitherzigkeit
hartelijkheid	Freundlichkeit; Freundschaftlichkeit; Herzlichkeit; Jovialität; Wohlwollen	Freundlichkeit; Gastfreiheit; Gastfreundschaft; Heiterkeit; Innigkeit; Jovialität; Sanftheit; Sanftmut; Zärtlichkeit
hoffelijkheid	Anstand; Freundlichkeit; Gutartigkeit; Gutherzigkeit; Herzlichkeit; Höflichkeit; Korrektheit
vriendelijkheid	Freundlichkeit; Herzlichkeit
vriendschappelijkheid	Freundlichkeit; Freundschaftlichkeit; Herzlichkeit; Jovialität; Wohlwollen
waarheidszin	Aufrichtigkeit; Ehrlichkeit; Geradheit; Gerechtigkeit; Herzlichkeit; Offenheit; Offenherzigkeit; Wahrheitssinn
welgemeendheid	Herzlichkeit; Wohlgemeintheit
wellevendheid	Anstand; Freundlichkeit; Gutartigkeit; Gutherzigkeit; Herzlichkeit; Höflichkeit; Korrektheit